verplichting aan Roelfien, die haar als een dochter verzorgd heeft? ‘Harm hef 'n groot haart en nog stiever kop,’ is het algemeen oordeel. ‘Maor hie zal wal bijtrekken,’ meent men.
Harm trekt niet bij en als Wiecher een week na de jaarmarkt trouwt, is het uit het huis van zijn huurder en niet uit ‘Luten huis’. Hij en Rieks hebben vee gekocht en een paard en als het ‘wasschup’ achter den rug is en Wiecher en Roelfien getrouwd, wordt er aan 't oude huis een stuk bij gebouwd om schuur en stallen te vergrooten. Rieks Frieling heeft het land, dat hij verhuurde, weer in gebruik genomen en Harm Luten verhuurt, van wat hij gebruikte, een groot deel om geen knecht te moeten houden. Zonder meid gaat het niet, maar meer ‘vremd volk’ wil Harm niet hebben. Ook Fennechien is liefst met ‘eigen volk’ en zoo worden de beide menschen, die een wereld van liefde en geluk om zich heen konden hebben, die geld en goed bezitten meer dan menig ander, langzamerhand een beetje eenzelvig.
De dienstbode wordt vaak vergund 's avonds een poosje naar huis te gaan, mits om half negen weer thuis, want om negen uur wordt alles gesloten en zoekt men zijn bed op. Harm gaat zelden meer naar een ‘boer’-vergadering. Als volmacht heeft hij bedankt, anderen moeten den boel maar recht houden.
Ook zijn vrouw, die toch al niet veel onder de menschen kwam, blijft meest in huis. Visites in de buurt bezoekt ze zelden. Ze is altijd bang, dat men van Wiecher en Roelfien zal spreken. Tegen Harm doet men dat zoo niet, maar tegen haar zal men niet zwijgen. Hoe gretig ze ook luistert, als het toeval wil, dat men in haar bijzijn over hen spreekt; toch vreest ze zoo'n gesprek. Dagenlang moet ze om er denken en al wat ze hoorde, herhaalt ze voor zich zelf. Ze heeft haar kind niet weer gezien sedert hij vertrok. Eerst hebben zij en Harm gewacht of hij terug kwam,