- ‘Ik deed mij juist dezelfde vraag gnädige Schwester,’ antwoordde de andere, ‘zou de wandeling niet wat lang voor hem geweest zijn?’
‘Indien ik zoo vrij mag wezen,’ hernam de eerste, na driemaal het hoofd geschud te hebben, ‘schijnt het U niet, dat onze liebe Dietrich te snel eet? Zouden we hem niet, zonder hem te ontstellen, durven verzoeken zijn eetlust een weinig in te toomen?’
De dikke baron had intusschen zijn tweede Kalbsbraten verslonden, en bleef even roerloos alsof er over hem niet gesproken werd.
Juffer Othilie pinkte tegen ons, trok de schouders op, en scheen ons te vragen, wat men om de liefde Gods met zulk een man aanvangen kon.
‘Ik ben intusschen tevreden,’ ging zij voort, de conversatie weder opnemend, ‘dat wij in de nieuwe gasten versterking gekregen hebben’ - wij meenden hier te moeten buigen - ‘en dat wij ditmaal de meerderheid voor Godesberg zullen behalen. Ten minste als de heeren Belgen met ons stemmen.’
Wij vroegen niet beter dan voor Fräulein Othilie onze stem, meer nog, ons leven te geven, maar moesten bekennen, dat wij niet begrepen, waartoe onze stem haar van eenig nut kon wezen.
‘Zoo?’ hernam zij, ‘welnu! 't is de regel van 't pension, dat wij alle donderdagen een uitstapje maken in groot gezelschap, naar 't een of ander punt, dat bij stemming bepaald wordt. Tot hiertoe waren het altijd wilde bergen rotspartijen, die de overhand behaalden. Ik hoop wel, dat de beschaafde wereld ook eindelijk haar beurt zal krijgen,’ en de jeugdige Neuwiederin gaf ons eene geestdriftige beschrijving van Godesberg, waar de financieele aristocratie van Keulen, Elberfeld en Crefeld hare