Hun smaak is er overheerschend, hunne guldens geven er de wet.
Lach-Hannes, de eenige koetsier uit den omtrek, kent niets boven de Hollandsche natie.
‘Beste Leute,’ zegt hij, ‘verzot op rotspartijen en wagenritjes. Als zij hier zijn, staat mijn paard geen dag stil. Dan krijgt gij veel haver, he Schimmel, en Hannes goed drinkgeld?’
‘Ha ha ha!’ en de luidruchtige ‘ha ha ha's’ houden een kwartier aan, totdat iedereen meelacht, en ook diep in zijn zak schiet, om de goede luim niet te storen van zulk een opgeruimd man.
Alles draagt hier sporen van Nederlandsche deftigheid, Hollandsch fatsoen en Bataafsche beschaving. In de hôtels: een buitengewone zindelijkheid voor Duitschland - kellner's, die diep buigen, stil spreken, bedaard dienen, zich Jan laten noemen en as j' blieft antwoorden, - sigarenrook het geheele huis door, - voetbankjes onder al de tafels, - witte dassen, - de Haarlemmer Courant, - lekkere thee - en slechte koffie.
't Is hier dat gij den Noordnederlander op reis best bestudeeren kunt.
Eerder beleefd dan vriendelijk, meer bescheiden dan uitgelaten, en altijd door fatsoenlijk, stoot hij u niet af gelijk de Engelschman, - dringt zich niet op gelijk de Franschman, - valt u niet op 't lijf gelijk de Duitsche Jood. - Men heeft aan hem noch ongemak, noch vermaak. - Hollandsch genot is vooral inwendig.
Wij zagen er een treffend voorbeeld van.
Op het hoogste punt van den Drachenfels zit een straatmuzikant, die elken bezoeker van het oude slot met een deuntje op zijn harmonica begroet. Ziet deze speelman op de helling een deftigen heer opdagen, met witten