‘Jawel, Moeder,’ antwoordde de vrouwelijke stem, ‘gij stoort ons in het geheel niet, integendeel.’ En ware het niet donker geweest, men hadde kunnen zien, dat het geeuwen van de mannelijke gedaante dit gezegde bevestigde.
‘Wacht, Moeder, ik zal licht aansteken’ en een lucifertje verspreidde zijnen glans door de kamer en kwam de aangezichten van den heer Willem Van den Berghe, van zijn teedere wederhelft, mevrouw Anna Van den Berghe, geboren Boedaart, en van hare moeder, mevrouw Boedaart zelve, verlichten.
‘Dat is nu goed, Willem,’ zegde mevrouw Boedaart, terwijl zij haren riticule op den stoel nederlegde en er haar breiwerk uit nam, ‘gij hebt gelijk zoo 's avonds bij uw vrouwtje te blijven in plaats van die vuile koffiehuizen af te loopen; ik heb het u altijd gezegd: het huiselijk leven geeft alleen hetgeluk.’
‘Ja, Moeder,’ antwoordde Willem met een gelaat, dat deed zien, dat hij minder tehuis bleef om het geluk te vinden dan om de zure gezichten zijner vrouw te verdrijven en aan het eeuwige gezaag zijner schoonmoeder te ontsnappen.
‘Wel ja,’ viel bitsig mevrouw Van den Berghe in de rede, ‘die mannen zijn ook nooit tevreden; wij hebben immers ook onze kransjes, en wij vermaken er ons wel: waarom zouden zij het er insgelijks niet kunnen doen?’
....................................................
Een half uur later was het gezelschap, waarvan mevrouw Van den Berghe gesproken had, vereenigd.
Bij eene kaars, die treurig brandde, zaten zes personen rondom eene tafel, waarop voor ieder drie loto-kaarten uitgestrekt lagen. Daar stonden twaalf centiemen in den pot, voor ieder twee - men speelde immers maar voor het vermaak - en elkeen was voorzien van eenige ronde glaasjes, om aan te wijzen, en eenige stukjes kork, die fiches verbeelden moesten.
Mijnheer van den Berghe was met juffrouw Martijns, een jonge juffrouw van twee en dertig jaren, welke door mevrouw Van den Berghe er altijd mede werd geplaagd, dat zij steeds met haren man wilde zijn, en hem haar nog wel eens zou hebben willen ontnemen.
Moeder Boedaart, die te dezer gelegenheid haren ouden bril opgezet had, ging met juffrouw Mimi Stockbeen, oud veertig jaar, gezicht langwerpig, voorhoofd laag, oogen grijsachtig, neus lang en kin zeer scherp.