30. Portmany, mei 1960.
Mark terug van Rhodos. Ik heb hem bedrogen. Toen hij bij mij vlas, dacht ik: stik, mijn schoot is jouw paradijs niet. Hij merkte het ogenblikkelijk. ‘Vergeef me, kleine,’ zei hij en hij draaide zich om. Hij lag vanmorgen op het balkon. Zijn roes was zo diep dat de zon hem niet eens wekte. Ik ging naar zijn kamer, nam een van zijn bundels en las de Laudes pro uxore: