Maar nee, ik ben zijn steun en toeverlaat. Non solus. Dat kon Adam ook niet. Ik ben er niet meer zónder jou, beweert hij dan. Wanneer hij mij in zijn armen wil nemen stoot ik hem weg. Maar lieveke, zegt hij dan, maar lieve van mij! -
Zijn papieren, zijn heilige papieren! Niemand (ik niet, Ro niet, zelfs zijn lieveling Mon niet) mag een stap over de drempel van zijn kamer zetten. Ro had vandaag een paar vel schrijfpapier van zijn tafel genomen. Mark: ‘Wie heeft er - aan mijn papieren geraakt? Des duivels, letterlijk. Zijn wereld is inderdaad van papier, zelfs zijn vrouwen. -
Hij denkt over mijn dood. Hij is blij wanneer ik ziek ben. Zo vaak ben ik niet ziek, maar wanneer het voorkomt heb ik meteen 41 gr. koorts en Mark is al bezig mij een eerste klas uitvaart en zich zelf een derde klas enkel naar de maan te kopen. Ik kan hem misschien ter wille zijn, één keer werkelijk ter wille, maar waarom zou ik hem dat gunnen? Bij nader inzien: waarom zou ik het hem niet gunnen? Es igual, zeggen ze hier in Portmany. -
Ro en Men? Met hem zijn ze gelukkig. Met mij? Ik ben een oude vrouw. Eenendertig jaar oud. Maar zelfs Ro en Mon zeggen: ‘Met papa is alles prettiger; jij lacht nooit; lach dan toch eens of vind je ons soms niet meer lief?’
Ja, met hem is het leven een spel - een schimmenspel dat je moet kunnen meespelen. Kinderen kunnen het en oude mannen. Mijn vader zou het kunnen, hij wel. -
Over tien of over twintig jaar zullen mijn zonen tegen Mark zeggen: ‘Weet je nog hoe jij vroeger voor ons kookte? Gebraden duiven, haan in de pot, soep van de zeeschildpad die je gevangen had, heerlijk.’ In feite maakt Mark heel zelden iets voor de jongens klaar, maar als hij het doet, wordt het een feest. Verstoor ik hun feesten? -
Ro merkt nooit dat ik achterblijf. Ro is vol van zich zelf. Maar