trouw ik mensen zo weinig dat zij op hun beurt ook mij geen vertrouwen schenken? Alleen oude mannen fluiten mij op straat na.
‘Mevrouw, nu ik u heb leren kennen, nu begrijp ik eindelijk waar Mark al die prachtige vrouwenfiguren in zijn boeken vandaan haalt,’ zei vanmorgen een zeventigjarige bezoeker uit Nederlands literaire wereld. Ik keek hem verbijsterd aan, maar Mark schaterde.
‘Zie je wel, schat, dat iedereen je kent,’ riep hij, ‘je hebt vrienden bij de vleet.’
En de galante kenner ging voort: ‘Neemt u nu eens Ru uit Requisitoir! Zo'n vrouw is geen verbeelding meer, zo'n vrouw lééft. Mark moet een levend voorbeeld hebben gehad. Er bestaat geen grotere lof voor u dan de figuur van deze Ru.’
Ik schonk zijn glas vol en het mijne. ‘Gezondheid,’ lachte ik, ‘deze Ru is dood.’
Verward zocht hij naar een ander voorbeeld: ‘Het nonnetje Felixtina dan, dat heerlijke vrouwtje uit Driemaal Eva? En Haïsja in de Eilanders?’
‘Die zijn ook dood,’ zei ik plechtig, ‘zowel Felixtina als Haïsja. Ziet u, Mark heeft echt wel oog voor prachtige vrouwen. Maar als hij ze een paar jaar kent, laat hij ze geruisloos verdwijnen. Ru is begraven in Noorwegen, Felixtina is vermoord in Vietnam, Haïsja is gestorven in San Miguel. Is het u nooit opgevallen hoe ellendig al die vrouwen van Mark aan hun einde komen?’
‘Op het eeuwige leven van de énige vrouw dan,’ zei hij somber terwijl hij zijn glas hief, ‘mevrouw, het leven gaat voor de kunst, u lééft!
‘Zo is het, lieveke,’ zei Mark maar hij lachte helemaal niet meer.
Heeft ook hij voor de eerste keer gezien hoe slecht het de vrouwen van zijn boeken vergaat?