‘Jawel, Mark,’ fluisterde zij.
‘Nee,’ zei ik, ‘dat wil je niet. Want dan zou ik mijn hand in je zwarte badpak moeten steken, dan zou ik je borsten moeten strelen totdat je tepels hard en stijf werden, dan zou ik mijn vingers...’
‘Nee, Mark, nee!’ onderbrak zij mij heftig. ‘Ik wil het niet. Ik wil het niet, hoor je?’
Ik ging op mijn buik liggen. Ik probeerde mijn stem koel te houden.
‘Natuurlijk niet, Nora. Maar zo was ik werkelijk, ook voordat ik jou leerde kennen. Zo ben ik nog. Ik ben een man die niet alleen kan zijn, nooit. Zo was ik voor Veronica, zo ben ik voor jou. Maar jij hebt geluk, jij blijft onaantastbaar, niet alleen nu, Nora, maar altijd. Veronica heeft minder geluk gehad. Anderen hebben minder geluk gehad. Alleen jij ontsnapt aan de tirannie van mijn gemeenzaamheid.’
‘Je doet mij pijn, Mark,’ sprak zij.
‘Alle antwoorden doen pijn. Dat wist je al lang. Mag ik jou nu iets vragen?’
Ineens lachte zij weer. ‘O ja,’ zei ze, ‘vraag maar. Dan zal ik je laten zien dat niet álle antwoorden pijn doen.’
Nora kon de dingen onverbeterlijk zeggen. Zij rende naar de oever van de zee, bukte zich even en keerde naar mij terug - ‘Ga op je rug liggen.’ - Toen legde zij mij twee natte schelpen over de ogen en kuste mij snel en vluchtig op de mond. ‘Opdat je nooit de schellen van de ogen mogen vallen,’ spotte zij.
Neen, Nora's antwoord deed geen pijn. Maar zij had dan ook onverbeterlijk niets gezegd. Zo overwinnen vrouwen elke bekoring die haar bezoekt, dacht ik teleurgesteld.
Later, toen Nora en ik en onze lichamen thuis waren, zei ze:
‘Goed, Mark, dat was dan “hoe”. Maar ik heb mijn vraag van-