Dichten en spelen van Jan van den Berghe
(1950)–Jan van den Berghe– Auteursrecht onbekend
[pagina 65]
| ||||||
Item Hier volcht het Esbatement van Hanneken LeckertantDe personages sijn dese: Ga naar voetnoot+
Goey Vrou Veuge
Alle goeden dach! ick ben ommers op graeckt;
Ga naar voetnoot1
Hadde ick nu wadt goets, dat leckerlijck smaeckt,
Dat Hanneken mijns soons mage mocht verteren!
Leet hij oock gebreck, och! tsou mijn deren,
5[regelnummer]
Want noijt man en sach kint so subtijl van liste.
Waert dat de Prince van Oraingien wiste
Ga naar voetnoot6
Hoe edel dat hij is in al sijn voorstel,
Ga naar voetnoot7
Hij sout mij affnemen / ja hij, dat weet ick wel.
Geen fraijheijt en is aan hem vergeten;
10[regelnummer]
En al wadt lecker is / can hij wel eeten,
So natuerlijck groeijt hem d'edelheijt int lijff.
Grove spijse, seit hij / die maeckt de leden stijff,
Dies moet ick hem alle lieffelijckheijt bien.
Ga naar voetnoot13
Van hem sal mij noch deucht en eere geschien,
15[regelnummer]
So eens tot mij een wijse vrouwe sprack.
Ga naar voetnoot15
Oock heeft mij geseijt Meester Jan Leurquack,
Dat hij is geboren, so hij in boecken las,
Inde beste planeet die in den hemel was.
Ga naar voetnoot18
Dus twaer tegens natuere, dede ick hem leet.
| ||||||
[pagina 66]
| ||||||
Hanneken
20[regelnummer]
Ga naar margenoot+Moeijer! Ou!
Ga naar voetnoot20
Goey vrou V.
Wadt ist?
Hanneken
Is dwidtmoes noch niet gereet
Goey vrou V.
Neent sone.
Hanneken
Dats mij een alte grooten verdriet.
Ga naar voetnoot21
Trouwens, ghij seijt mij gisteren, en dedij niet?
Ga naar voetnoot22
Dat ghij mij nu sout wadt lecker coocken.
Goey vrou V.
Ick salt doen, kint, ick moet tvier eerst stoocken,
25[regelnummer]
Maar 't is uuijte, mij dunckt ick geen en hebbe.
Slaept noch / ick gaen om vier tot die Vrecke Webbe,
Suldij Hanneken? en sijt wadt gerust.
Hanneken
Ja ick, moeijer, maer ghij en hebt mij niet gecust,
Dat sal ick clagen tot Lijse mijn nichtgen.
Ga naar voetnoot29
Goey vrou V.
30[regelnummer]
Nu cust mij / En ist niet een vrindelijck wichtgen?
Wie en sou hem sijn willeken niet gehingen?
Ga naar voetnoot31
Vrecke Webbe spreeckt tot haar soon
Lippen
Spint! wildij.
Lippen Loer (spinnende)
Suldij mij dan t' eeten bringen?
Webbe
Peijnsdij alre om eeten, seght, onaerdich gast?
Ga naar voetnoot33
Lippen
En soudick niet? ick hebbe doch alden nacht gevast;
35[regelnummer]
Ten is geen wonder al quelt mij de honger straff.
Ga naar voetnoot35
Webbe
Spint mij alder eerst dien rocking aff,
Ga naar voetnoot36
Eer ghij van eeten spreect, vuijl slappe leure!
Ga naar voetnoot37
Goey vrou V.
Mij dunckt, vrecke Webbe sidt voor haer deure;
Noijt en sach ick wijf int werck so vierich!
| ||||||
[pagina 67]
| ||||||
40[regelnummer]
Goeden dach, Webbe, sijdij al eeven gierich?
Ga naar voetnoot40
Sal u herte nimmermeer sijn vervult?
Wie sal tgoet verteeren dat ghij winnen sult?
Ghy slaeft als eene die in dachuere spidt.?
Ga naar voetnoot43
Webbe
Wiet verteeren sal?
Goey vrou V.
Ja.
Webbe
Dien loeris, die daer sidt,
Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Daer sorghe noch eere in en schuijlt.
Ga naar voetnoot45
Hij sidt daar alre om eeten en muijlt;
Ga naar voetnoot46
Nochtans en heeft hij nau drie draijen gesponnen.
Goey vrou V.
Webbe, al en is den cost noch niet gewonnen,
Kinderen moeten eeten, wadt baetet geseijt?
Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hanneken mijn soone heeft wel een uere geschreijt
En geroepen om die witmoes pappe.
Lippen
Sweepen, mijn herte quackelt vandien clappe!
Ga naar voetnoot52
Mocht ick daer aff eens vol steecken mijnen crop
Daer gaff ick omme mijnen besten top;
Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Van sulcken cost sou mijn herte verblijen.
Webbe
Ghij sult u wel met een schootel bonen lijen!
Ga naar voetnoot56
Hebdij honger, verslaet daer mede uwen lost.
Ga naar voetnoot57
Lippen
Ja, dats oock dagelijckx mijnen besten cost;
Maer quam u vrijer, die sou wadt leckers crijgen.
Webbe
60[regelnummer]
Wadt segdij daer?
Lippen
Niet moeijer, ick ga swijgen.
Daer wasse bijcans geterden op haeren teen!
Ga naar voetnoot61
Maer om die witmoes pappe peijnsick alleneen,
Ga naar voetnoot62
Mocht ick daer op mijn tanden eens wetten,
Ga naar voetnoot63
| ||||||
[pagina 68]
| ||||||
Ick sou mijnen buijck so viercant setten
Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Als een biertonneken, vrij sonder sparen.
Goey vrou V.
Webbe, wij souden van ons voorleden jaren
Wat couten, gaefft pas en sweech Lippen stille.
Ga naar voetnoot66-67
Lippen
Teerlinck! daer ontvalt mijn mijnne spille!
Ga naar voetnoot68
Eeten! / eeten! / off dwerck en sal niet willen sijn.
Webbe
70[regelnummer]
Wadt doedij mij al verdriets, ghij vuijle cockijn!
Ga naar voetnoot70
Ghij waert weert dat ick tot uwen hooffde ginck.
Ga naar voetnoot71
Goey vrou V.
Sijt te vreden, Webbe, 't is al kinder dinck!
Ga naar voetnoot72
Gheefft hem teetene / en daer mee gedaen.
Och heere! ick blijve hier oock te lange gestaen;
75[regelnummer]
Hanneken sal hem hebben / al waer hij sodt.
Ga naar voetnoot75
Hebdij geen vier?
Webbe
Ja ick, in mijnen lolle podt.
Ga naar voetnoot76
Een coolken oft twee; suldijt wel ontsteecken?
Ga naar voetnoot77
Goey vrou V.
Ja ick / daer toe weet ick al aerdighe treecken,
Ga naar voetnoot78
Ick en machs niet hebben na mijnen geneuchge.
Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Adieu, vrecke Webbe!
Webbe
Adieu, goeij vrou Veughe,
Compt hier bij ons spinnen, indient u belieft.
Goey vrou V.
Ick sal comen, had ick mijn Hanneken gerieft;
Ick weet wel, hij schreijt van grooten hongere.
Lippen
Ick sou wel eeten, bij gans longere!
Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Mijnen buijck valt in tot aan mijn rebben.
| ||||||
[pagina 69]
| ||||||
Webbe
En ick sal heden geen vree mogen hebben!
Van eeten en rust niet uwen clepele;
Ga naar voetnoot87
Nu hout die schotele en dien lepele,
Ga naar voetnoot88
Ga naar margenoot+Daer is oock broot / wilt nu wel brocken!
Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ick sal u gaen ander vlas op rocken;
Die wil eeten, die moet oock werkens beginnen.
Ick mach u bonen gaen halen hier binnen,
Mij dunckt, ghij hebt veel te lange geseten.
Lippen
Ramp hebbe dleet! moet ick al weer boonen eten?
Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Sal ick mijn leven met sulcken cost verslijten?
Och waerse doot / quets alle die ses mijten
Ga naar voetnoot96
Die sij gepodt heeft, een groote somme,
Daer soudick dan al waeffelen coopen omme,
Soetemelckxken / coecken / appelen / en peeren.
100[regelnummer]
Ick sal vrij dat goeijken wel anders verteeren,
Dwelck sij mij nu dus vroeijlijck verspaert.
Ga naar voetnoot101
Webbe
Hebdij schier gebrockt, seght, luijen draijlaert?
Ga naar voetnoot102
Lippen
Ja ick, moeijer.
Webbe
Hout! steeckt dat onder u snuijte
Ga naar voetnoot103
En eet mij geringe die schotel uuijte,
Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
So dat ghij u dan weder aent spinnen rast.
Ga naar voetnoot105
Lippen
Aijmij, ick was schier van honger geheel verlast!
Ga naar voetnoot106
Mijn herte dat clopt, hoort, al waert een steen.
Hanneken
Wel become mij datte / ende dan noch een;
Hier op en sal ick immers geen tanden breecken.
Lippen
110[regelnummer]
Nu wel, ick gae Hanneken Leckertant spreecken;
Hij heeft, weet ick wel, die witmoes pappe gereet.
| ||||||
[pagina 70]
| ||||||
Hij compt hier gaende / siet, bij gans sweet,
Ga naar voetnoot112
Met een groote teijl pappen inde hant!
Ga naar voetnoot113
Hanneken
Dach Lippen Loer!
Lippen
Dach Hanneken Leckertant!
115[regelnummer]
Wadt eet ghij daer?
Hanneken
Ick eete al watte.
Lippen
Aij, 't is witmoes pappe, wat goeijer cost is datte!
Ga naar voetnoot116
Laet mij toch mee eten / uijt uwer teijlen,
Ick sal u van mijn goeij bonen deijlen,
Ga naar voetnoot118
Ghij en aet u dagen noijt beteren cost.
120[regelnummer]
Wildij, goey Hanneken?
Hanneken
Ick en hebs geen lost,
Lippen, u bonen sijn mijn veel te hert.
Siet, sij hebben vellen so dicke als een bert!
Ga naar voetnoot122
Dunckt u dat goeijen cost? hoort toch desen goeijen bloet!
Lippen
Jaet / want moeijer seijt / sij sijn voort stoppen goet.
125[regelnummer]
Ga naar margenoot+En aet ick geen boonen met groten hoopen,
Mijn dermen, seijt sij, souden wech loopen;
En dan most [ick] sterven / met een groote pijne.
Ga naar voetnoot127
Hanneken
Mij en lust nochtans niet gestopt te sijne;
Ik hou mij al open / so ick best can.
Lippen
130[regelnummer]
Hanneken, laat ons mangelen, sijdij een man;
Ga naar voetnoot130
Ick sal u dat versch steertgen toe geven, siet!
Hanneken
Neen manneken, ghij en hebt mij noch daer niet!
Meijndij mij te verdullen? ick en ben geen boer!
Ga naar voetnoot133
Hoe gaerne waerdij aan mijn pappen, Lippen Loer!
135[regelnummer]
Ghij en haelter niet, ghij hebt te cort geschooten.
Ga naar voetnoot135
Lippen
Deijlt mij nu, ick sal u geven al mijn kooten
Ga naar voetnoot136
Die ick thuijs hebbe en hier in mijnen sack,
En dien top oock, daer eens een pinne in stack;
Ick salt u al geven / noot mij te gaste!
| ||||||
[pagina 71]
| ||||||
Hanneken
140[regelnummer]
Lippen, eet bonen, so blijven u darmen vaste!
Dees pappe sou u veel te qualijck smaecken.
Lippen
Ick hou, cost icker nochtans an geraecken,
Ga naar voetnoot142
Ick sou met haer spelen alte schoonen spel.
Ga naar voetnoot143
Hanneken
Lippen Loer, dat gelooff ick herde wel,
Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Niet veel en sout ghij met haer slapen!
Ga naar voetnoot145
Maer offt ick u deijlden, soudij wel gapen
Wijt genoech / om in te steecken nae mijn gevoech?
Ga naar voetnoot147
Lippen
Ghapen, segdij? ja ick, siet is dat wijdt genoech?
Suldijt wel in steecken / sonder genaecken?
Ga naar voetnoot149
Hanneken
150[regelnummer]
Ick staeck wel die heel teijle in u caecken!
Tjan, Lippen / u aensicht is wel gecloven,
Ga naar voetnoot151
Ghij sout wel gaepen / tegen eenen hoven;
Ga naar voetnoot152
Daer sou wel een catte metter jongen in woonen.
Lippen
Nu deijlt mij pappe!
Hanneken
Neen Lippen, eet boonen!
155[regelnummer]
Dees pappe en waer u niet gesont.
Lippen
En ghij soutse mij steecken inden mont?
Ick en seyts niet, als ick niet doen en woude.
Ga naar voetnoot157
Hanneken
Nu gaept dan / en doet beij u oogen touwe.
Ga naar voetnoot158
Ick salse u in steecken sonder respijt.
Lippen
160[regelnummer]
Ga naar margenoot+Willick dan gaepen?
Hanneken
Jae ghij, Lippen, gaept wijt!
Lippen
Noch wijder gapen? dat sal ick doen.
| ||||||
[pagina 72]
| ||||||
Hanneken
Wadt dunckter u off, is dit niet een goet fatsoen?
Ga naar voetnoot162
Alle de ghene die hier nu sijn vergaert,
Die noijt en sagen eenen grooten gapaert,
165[regelnummer]
Die mach hier comen / en sien hem nu.
Lippen
Waer blijft ghij Hanneken? steeck in, haest u!
Ick wachter, siet, naer, en doet mij geen loos.
Ga naar voetnoot167
Hanneken
Neen ick, trouwens, Lippen / maer gaept ghij altoos?
Doet u oogen vast toe / en dat ghij niet en kickt!
Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Hout / ghij hadt mijn hant bijcans oock opgeslickt
Ga naar voetnoot170
Metten lepele / ick spranck uijtten weghe.
Ga naar voetnoot171
Hanneken
En ist niet?
Lippen
Tsijn boonen, ick houwe.
Ga naar voetnoot173
Hanneken
Hoe meijndij, dat ick u bedriegen souwe?
Lippen
175[regelnummer]
Ja ghij, twaeren bonen / ghij hebt mij verdult.
Hanneken
Nu, ick sal insteecken, dat ghijt sien sult.
Gaept wijt, ick en sal niet meer met u gecken.
Lippen
Ja, dats beter.
Hanneken
Siet Lippen eens lecken!
Wat segdij daer aff, quant / smaeckt u dat niet badt?
Lippen
180[regelnummer]
Ghij hadt mij vlus bedrogen / ick seijde wel dat,
Ga naar voetnoot180
Quansuijs offt ick niet beters en wiste.
Ga naar voetnoot181
Hanneken
Ghij sijt een geselleken van schalcken liste,
Ga naar voetnoot182
Dat ghij wel bonen kent voor witmoes pappe.
Ga naar voetnoot183
| ||||||
[pagina 73]
| ||||||
Lippen
Ick heb verstant, al en draech ik geen cappe!
Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Och, hoe wel smaeckt datte / Noch eens, och! och!
Hanneken
Nu, gaept dan!
Lippen
Hanneken Leckertant / noch! noch!
Hanneken
Hoe gaet dat keelgat open, al waert een sluijsse.
Ga naar voetnoot187
Lippen
Noch! noch!
Hanneken
So seijt de soch oock vanden gasthuijse.
Ga naar voetnoot188
‘Noch! noch!’ ja, ghij singt al eenen sanck.
190[regelnummer]
Neen, Lippen, uwen derm is mij veel te lanck.
Ick hebbe u gegeven / dat ick u jonne;
Ghij ater wel vol een haering tonne
Eer dat uwen buyck sou sijn versaeijt.
Ga naar voetnoot193
Lippen
Ke, noch een lepeltgen!
Ga naar voetnoot194
Hanneken
Lippen, hout u gepayt!
195[regelnummer]
Ick wil dit selve steecken in mijnen mage.
Lippen
Dat ick sulcken cost moch eeten alle dagen,
Ick sou oock worden een aerdich pronckere.
Ga naar voetnoot197
Hanneken
Men sou u eer lang noch heeten mijn jonckere,
Gelijckemen mij doet / ick sal vlus ridder zijn.
Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Om dat ick leckerlijck eete ben ick dus fijn;
Dan en sidt ick oock nemmermeer inden roock,
Dies ben ick so schone.
Hanneken
Ja ghij, al waerdij uuijt eenen stronckeijck gesneden,
Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Viercant gedraijt / als een mulders stock.
| ||||||
[pagina 74]
| ||||||
Lippen
Ick, heb ick niet goet fatsoen in desen rock?
Hanneken
Ja ghij / ghinck deur de mouwe een strepe.
Ga naar voetnoot207
Lippen
En heb ick oock niet een aerdige nepe?
Ga naar voetnoot208
Die mij wel besiet / ick ben een fraij geselleken.
Hanneken
210[regelnummer]
Ghij hebt een nepe als een akerwelleken,
Ga naar voetnoot210
Daermen de cluijten opt lant me breeckt ontwee.
Ga naar voetnoot211
Lippen
Aij, van dees bonen doet mijnen buijck so wee!
Tis jammer, ick ben anders net en propere.
Hanneken
Uwen cost is te groff / en ghij sijt sopere;
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Ghij most al leijen een ander leven.
Lippen
Ghij segt wel, Hanneken / maer wie sout mij geven?
Mijn moeijer is veel te vreck en quaet.
Hanneken
Tjans hoij, Lippen / ick weet u goeijen raet,
Ga naar voetnoot218
Dat ghij u moeijer wel sult verschalcken.
Ga naar voetnoot219
Lippen
220[regelnummer]
Ick spronge van blijsscap op tot aen de balcken,
Cost ghij dat gedoen en mijnen commer stelpen.
Hanneken
Sijt te vreden, ick sal u wel helpen,
Dat ghij wel sult verlacken den blieck.
Ga naar voetnoot223
Lippen
Maer hoe soo?
| ||||||
[pagina 75]
| ||||||
Hanneken
Ghij sult u gaen maecken zeer sieck,
Ga naar voetnoot225
225[regelnummer]
Crochen, steenen / en clagen van veel gebreecken
En seggen uwen buijck is al vol steecken,
En dat ghij moet eeten, om u verfraijen,
Ga naar voetnoot227
Pasteijkens / taerkens, / roffioelen en vlaijen.
Ga naar voetnoot228
Ghij sullet so crijgen / ick derffis mij beroemen.
Ga naar voetnoot229
Lippen
230[regelnummer]
Alsulcken cost en hoordick noijt noemen:
Platteijrkens / quaertgens / en pompornoelen, quant?
Hanneken
Hoe segdij dat? dats immers quaet verstant!
Ga naar voetnoot232
Tsijn pasteijkens, taerkens en roffioelen.
Lippen
So sou ick alleenskens tverstant gevoelen.
Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Maer off ick so dede / sout hem wel schicken?
Ga naar voetnoot235
Hanneken
Jaet / want u moeijer salder haer aff verschricken,
Om dat sij uwer sieckten is ongewone;
En want ghij dan sijt een eenich sone,
Ga naar voetnoot238
Sij soude u herde noij laten sterven.
Ga naar voetnoot239
Lippen
240[regelnummer]
Ick salt doen / al soud ick de peeper bederven.
Hanneken
Maer wadt ghij doet, maeckt altijt een wemoedig getier.
Ga naar voetnoot241
Goeij vrou V.
Waer sijdij Hanneken?
Hanneken
Moeijer, ick ben hier
Bij Lippen Loer; dus moeijer en sijt niet gram.
Goeij vrou V.
Neen ick, kint.
Lippen
Longeren en rebben!
| ||||||
[pagina 76]
| ||||||
Goeij vrou V.
Compt in huijs, mijn kint, ghij sullet hebben;
Twaer schae, leet gebreck sulcke schoone spruijte.
Ga naar voetnoot247
Webbe
Waer blijffdij Lippen, en hebdij noch niet uijte?
Ga naar voetnoot248
Mij dunckt, van uwen wercke crijch ick cleijn gebruijck.
Ga naar voetnoot249
Lippen
250[regelnummer]
Och neen ic, moeijer, mijnen buijck! mijnen buijck!
Ach mijnen buijck die doet mij al te zeere.
Webbe
Sijdij dan sieckt soone?
Lippen
Dat weet godt den heere!
Och noijt en was ick so vol sieckten gelaijen!
Moeijer, siedij niet mijn hoot staen draijen?
255[regelnummer]
Mij duckt daer in wonen pijpers en bommers.
Ga naar voetnoot255
Webbe
Kint, u hooft staet stille.
Ga naar voetnoot256
Lippen
Moeijer, het draijt jommers?
Ga naar margenoot+Och noijt so en leet ick meerder smerte.
Aij mij, die milte smijt daer op mijn herte!
Ga naar voetnoot258
Webbe
Smijt u de milte?
Lippen
Och ja, sij niet doet dan smijten.
260[regelnummer]
Aij noijt so seere / als mij die mieren bijten.
Ga naar voetnoot260
Mijn dermen tegen een vechten en sammelen.
Ga naar voetnoot261
Webbe
Vechten u dermen?
Lippen
Hoordijse niet rammelen?
Ick sorge, die doot sal mij genaecken.
Ga naar voetnoot263
Moeijer, hoordij daer niet mijn lever craecken?
265[regelnummer]
Och noijt en leet ick meerder pijn!
Ick sal sterven.
| ||||||
[pagina 77]
| ||||||
Webbe
Lieff kint, wadt mach u sijn?
Meuchdij ijet quaets hebben ingenomen?
Lippen
Neen ick, moeijer, 't is mijn vande bonen gecomen.
Webbe
Van de bonen segdij?
Lippen
Ja, die niet en deugen.
Webbe
270[regelnummer]
En sout ghij gheenen goeijen brij meugen?
Ick souts u coocken eenen vollen ketele.
Lippen
Neen ick, moeijer, set mij in vaeijerkens setele,
Ga naar voetnoot272
Mij wort so cranckelijck, ick moet wat rusten.
Webbe
Lieff kint en sou u nergens naer lusten?
275[regelnummer]
Segt u gebreck en laetet mij weten.
Ga naar voetnoot275
Lippen
Moeijer, ick sou gaerne vlaykens eeten
En plateijerkens, wilt mij die copen, siet.
Webbe
Plateijerkens, kint? die en ken ick niet;
De eyeren sijn rondt die de hennen leggen.
Lippen
280[regelnummer]
Goey Vrou Veuge die salt u wel seggen;
Gaet, haeltse nu rasschelijck sonder draelen.
Webbe
Suldij wel sitten?
Ga naar voetnoot282
Lippen
Ja ick.
Webbe
Ick gaese haelen.
Och, noijt en was mijn herte so swaer!
Hou seck, hou! isser niemant thuijs?
Ga naar voetnoot284
Goeij vrou V.
Jaet, wie is daer
Webbe
285[regelnummer]
Ick bent, goey vrou Veuge, comt tonsent geringe!
Ga naar voetnoot285
| ||||||
[pagina 78]
| ||||||
Goeij vrou V.
Wadt isser te doene?
Webbe
Ga naar margenoot+Mijn handen ick wringe,
Lippen Loer wilt sterven, noijt meerder noot!
Ga naar voetnoot287
Goeij vrou V.
Waer houwet hem?
Ga naar voetnoot288
Webbe
Sijnen buijck is bijcans doot!
Noijt kint ter werrelt en leet meer ongemack.
Goeij vrou V.
290[regelnummer]
Twaer best dat ghij ginck tot meester Jan Leurequack;
Dat is een meester die veel consten thoont.
Webbe
Ick en weet niet waer die groote meester woont;
Want hulpe soeck ick vroech en laete.
Goeij vrou V.
Hij woont hier, siet, inde rechte strate;
295[regelnummer]
Daer en is nijemant die hem helpen mach badt.
Hanneken
Wil ick hem halen?
Webbe
Hanneken doet doch dat.
Gaen wij, ick salt u lonen, lieve gebueren.
Lippen
Ick hope nu oock mijn querne te rueren;
Ga naar voetnoot298
Hanneken geraijde dat wel beschelijck.
Ga naar voetnoot299
Goeij vrou V.
300[regelnummer]
Hoe vaerdij, Lippen?
Goeij vrou V.
Waer lettet u, Lippen?
Ga naar voetnoot302
Lippen
Al in mijn mage
Ende in mijnen buijck princepalijck;
En hout mijn hoot / mij wort so qualijck.
Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Ick gevoele daer wadt na mijn blase cruijpen.
| ||||||
[pagina 79]
| ||||||
Goeij vrou V.
Webbe, oft ghij hem maeckte een goet suijpen
Ga naar voetnoot306
Oft een papken, ten waer hem niet ongesont.
Lippen
Och, dat sou mij wel helpen inden mont.
Webbe
Goey Vrou Veuge / ick en cans niet, comt, wijset mij!
Meester Jan Luerequack
310[regelnummer]
Waer ist Hanneken?
Ga naar voetnoot310
Hanneken
Meester, 't is hier bij;
Maer eerst voor al so moet ick u ontsluijten:
Ga naar voetnoot311
Al gelaet hem Lippen Loer seer cranck van buijten,
Ga naar voetnoot312
Hij en is vrij niet sieck, al spreeckt hij flouwe.
Meester
Wadt ledt hem dan?
Hanneken
Tjan, dat hij geernne souwe
315[regelnummer]
Eens leckerlijck eeten / dwelck ik hem riedt,
Dat hij hem sou sieck maecken, verstadij tbediet?
Ga naar voetnoot316
So heeft hijt gedaen, daer na moettijt passen.
Ga naar voetnoot317
Meester
Eest soo?
Ga naar voetnoot318
Hanneken
Jaet, meester.
Meester
So sal ick mee brassen.
Nu genoch van dien, ik hebbe tverstant.
Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Sijn wij schier bijt huijs, Hanneken Leckertant?
Hanneken
Siet, hier ist, gaen wij naerder ons tweester.
Ga naar voetnoot321
Meester
Goeden dach, ghij vrouwens!
| ||||||
[pagina 80]
| ||||||
Goeij vrou V.
Meester Jan, oft ghij sijn water besaecht?
Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Sout ghij u dies wel dorren onderwinden?
Ga naar voetnoot325
Meester
Wat segdij? waer sout ghij mijns gelijcke vinden?
Sulcken meester als ick ben / en was noch noijt gebooren.
Ick besie dwater wel in eenen koehooren,
Ga naar voetnoot328
Mij en roeckx, crijg ick tgelt rechs in mijn tessche;
Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Oock besie ickt wel in een leeren flessche.
Meendij dat ick geen water besien en can?
Goeij vrou V.
Ja ghij, en belght u doch niet, goeij meester Jan!
Wij bidden / cost ghij hem gehelpen lichte.
Ga naar voetnoot333
Meester
Ick sal tgebreck wel sien uuijt sijnen gesichte,
335[regelnummer]
Ghij en dorft mij daerom geen water togen.
Ga naar voetnoot335
Heij, laet ons sien dlock in sijn oogen:
Ga naar voetnoot336
Dees knecht en mach niet eeten erten / bonen / noch loock
Het hout hem al inde mage.
Ga naar voetnoot338
Webbe
Meester, dat seijt hij oock.
Leurequack
Dees knecht is zeere inden buijck gequelt;
340[regelnummer]
Sijn dermen sijn binnen al vrempt gestelt,
Sij leggen gewrongen gelijck eenen palinck leijt.
Webbe
Meester Jan / 'tis oock seecker also hij seijt.
Meester
Rassch! haelt hem soetemelckxken / en werm rijsken,
Een gebraijen hoenken oft een patrijssken,
345[regelnummer]
Haelt hem taertgens / vlaijkens en pasteijkens,
Haelt hem wittebroot / en gedoopte eijkens,
Ga naar voetnoot346
Haelt hem gebotert bierken voor een medecijnken,
Braet hem kiecxkens / laet hem rijnswijnken
Drincken / so mach sijn pijne wadt worden gestilt.
| ||||||
[pagina 81]
| ||||||
Hanneken
350[regelnummer]
Ja, ja / daer stoot ghij hem rechs daer hij vallen wilt.
Ga naar voetnoot350
Lippen Loer sal nu eens vaeren inde feeste.
Ga naar voetnoot351
Webbe
Siet, hier ist meester.
Meester
Nu, met lichten geeste!
Ga naar voetnoot352
Ga naar margenoot+Set hier van als, wilt u selven toeven!
Ga naar voetnoot353
Lippen
Dees witmoes pappe wil ick eerst gaan proeven,
355[regelnummer]
Op dat ick daarmede mijnen noot ontlaste.
Goeij vrou V.
Webbe, segt den meester dat hij oock toetaste,
Oft hij spraeckx u schant inde tavernne.
Ga naar voetnoot357
Webbe
Meester, eedt oock!
Meester
Wel vrouwe, herde gernne!
Dat kiecxken tast ick ane / dat leijt mij naest.
Ga naar voetnoot359
Lippen
360[regelnummer]
Meester, dat ghij u niet te seere en haest,
Ick moet van dien oock een beetgen behouwen.
Hanneken
Dats goet ondersproocken.
Ga naar voetnoot362
Meester
Wel zoone, in trouwen,
Ick en sal u den cost niet al ontvremen.
Wadt ou / desen siecken sal wel wadt innemen;
Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Hij werckt op sijn stucken, hij haest hem te degen.
Ga naar voetnoot365
Lippen
Die schootel is uuijte; setse uuijtte wegen!
Hanneken
En can Lippen niet schoon schuetten schieten?
Ga naar voetnoot367
Lippen
Dit gebotert bierken wil ick binnen gieten.
Aij mij / dat doet mijn mage verwarmen;
370[regelnummer]
En met dat soetemelckxken spoel ick mijn dermen.
| ||||||
[pagina 82]
| ||||||
Meester
En ick aen dit pasteijken / so ick schatte.
Lippen
Eet properlijck, meester, ontbeijt watte!
Ga naar voetnoot372
Ick moet van die spijse oock eeten mede.
Meester
Ick sal beijen also ons koeijen dede.
Ga naar voetnoot374
Hanneken
375[regelnummer]
Lippen vreest te verliesen sijn paertgen.
Ga naar voetnoot375
Lippen
Nu aen dees vlaijen en aen dit taertgen!
Mijn bloet verblijt hem / tot in mijn teenkens.
Meester
Hout daer, Lippen! cnaecht aan die beenkens!
Lippen
Neen meester, tvleijssken sal mij ock wel smaecken.
Hanneken
380[regelnummer]
Siet, hoe vol steeckt Lippen beij sijn caecken!
Ga naar voetnoot380
Vrij, knecht, crijget oppe / waerom soudijt sparen?
Ga naar voetnoot381
Webbe
Och! nu sal alle mijn potgelt qualijk varen,
Ga naar voetnoot382
Dat ick lange so wijsselijck so gespaert hebbe.
Goeij vrou V.
Ick hebt u wel lange geseijt, Vrecke Webbe,
385[regelnummer]
Dat ghij daer mede so sout varen in inde.
Ga naar voetnoot385
Ghij gaeft veel te groven cost uwen kinde;
Nu en valt u int leste niet dan tegenspoet.
Lippen
Aij mij! dees pasteijbrocxkens sijn oock seer goet
Ende dit rijnswijnken mijn herte verblijt.
Webbe
390[regelnummer]
Betert het niet, mijn soone?
Lippen
Jaet, moeijer, metter tijt.
Ga naar voetnoot391
Hanneken
Hij swemt in vreuchden als een endde kuijckentgen.
Ga naar voetnoot391
Lippen
Moeijer, hou!
| ||||||
[pagina 83]
| ||||||
Webbe
Wadt ist kint?
Ga naar voetnoot392
Lippen
O suijckertgen, suijkertgen
Geeff mij voor die bitterheijt in mijn kele!
Webbe
Lieff Lippen, zone, ghij eet so vele,
395[regelnummer]
Ick en siet niet / waer ickt al halen sal.
Lippen
Lieff moeijer, die sieckte verteret al.
Meester
Ja, so doende soudij noch veel behoeven!
Wadt segdij doch van dese jonge boeven,
Weeten sijt haer ouders niet aff te strijen?
Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Gans doot / ick en saechs niet langer te lijen.
Ga naar voetnoot400
Hou, Lippen Loer, ick wil u noch badt verheugen.
En soudij geen bercke struijven meugen?
Ga naar voetnoot402
Ghij souter fraij aff worden en heel gesont.
Ga naar voetnoot403
Lippen
Moeijer, ick moet bercke struijven eeten terstont,
405[regelnummer]
Meester Jan Leurequack heeftet gesproocken.
Webbe
Wat cost is datte?
Meester
Ick salt wel coocken.
Geefft mij eenen bessem / dat ick mach stoocken tvier.
Ga naar voetnoot407
Sedt ditte wech en gaet altsaemen van hier,
Ga naar voetnoot408
Ick en wil mijn conste niemant leeren.
410[regelnummer]
Nu Lippen, ghij sult u gaen ommekeeren;
Doet uwen rock uuijte / ghij leves te sachtere.
Ga naar voetnoot411
Lippen
Hoe, sal ick bercken struijff eeten van achtere?
Meester
Men sal u wadt strijcken tegent vercoelen.
Lippen
Ist oock goeijen cost?
Meester
Dat suldij wel gevoelen.
415[regelnummer]
Her! her! Lippen, eet nu leckernije!
Ga naar voetnoot415
| ||||||
[pagina 84]
| ||||||
Lippen
Aij mij! lijeff meester! wat maeckt ghije?
Ga naar voetnoot416
Meester
Tsijn die bercken struijven / die ick u bieck.
Ga naar voetnoot417
Lippen
Aij mij! meester Jan, ick en ben niet sieck!
Wech, wech met uwen bercken struijven!
Meester
420[regelnummer]
So salmen dees jonge boeven huijven
Ga naar voetnoot420
Die haer Ouders aldus willen bedriegen!
Lippen
Ick en sals niet meer doen.
Meester
Suldij noch liegen?
Lippen
Neen ick lieff meester, laet mij nu gaen.
Meester
‘Neen ick, lieff meester’ segdij, siet dat ghij u niet en maeckt
meer sieck.
Ga naar voetnoot424
Lippen
Neen, meester, dats gedaen.
Meester
425[regelnummer]
Adieu, Lippen, peijnst om die morgen soppe!
Ga naar voetnoot425
Lippen
Wadt ou! die leckere beetgens comen mij suerlijck oppe!
Ja, bercken struijven! ick en salt niet vergeten.
Ontbeijt / Hanneken Leckertant moetse oock eeten,
Ga naar voetnoot428
Dat sal mijn pijne wadt doen versoeten.
430[regelnummer]
Hij compt hier gaende op sijn voeten,
Ick weet wel, hij heefter naer grooten lost.
Ga naar voetnoot431
Hanneken
Wel, Lippen, hoe sijdij gevaren?
Lippen
Noijt beteren cost!
Sij soude u goet sijn, want ghij sijt teere.
Hanneken
So sal ickse oock eeten, wilt ghodt den heere.
| ||||||
[pagina 85]
| ||||||
435[regelnummer]
Ick salder mijn moeijer om gaen senden.
Lippen
Ja, maer ghij sult een roeij vinden op u lenden;
Ick en begeer niet meer alsulcken hindere.
Hanneken
Wadt segdij, Lippen?
Lippen
Mijn moeijer compt gindere.
Haer verlangt zeere hoet met mij mach wesen.
Webbe
440[regelnummer]
Wel Lippen, hoe ist?
Lippen
Moeijer, al genesen!
Die bercken struijven maecken mij gesont en vet.
Webbe
Ick salsse u oock noch coocken altemet,
Als u eenich pijne sou meugen deeren.
Lippen
Tjans hoij, ick en souse niet meer begeeren;
Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Ick sal liever boonen eeten/en seer spinnen.
Webbe
Nu laet ons in huijs gaen / en dwerck beginnen.
Wel, gaet voort / hadde ich nu goeij avontuere.
Ga naar voetnoot447
Goeij vrou V.
Om bercken struijffen loop ick nu rasch duere;
Tis verloren, mijn kint moet hebben sijn gemack.
Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Ick heb geen geluck / hier compt meester Jan Leurquack!
Ga naar voetnoot450
Meester Jan, compt / gaet met mij sonder toeven en beijen;
Ghij moet Hanneken bercken struijven bereijen,
So ghij voor Lippen Loer deet, verstadijt wel?
Meester
Ick wil hem geernne verwermen sijn vel;
455[regelnummer]
Maer ghij en mostes niet sien, dus gaet wat wech dan.
Ga naar voetnoot455
Goeij vrou V.
Gheernne, in trouwen.
Hanneken
Wellecome, meester Jan.
| ||||||
[pagina 86]
| ||||||
Meester
Gherass! haelt my eenen bessem, doet mijn beheet!
Ga naar voetnoot457
En doet uwen rock uuijt/en u ondercleet.
Wij sullen gaen speelen een vremde cluijte.
Ga naar voetnoot459
Hanneken
460[regelnummer]
Daer is den bessem/mijn cleeren doe ick uijte;
Coockt nu bercken struijven/thoont u practijken!
Ga naar voetnoot461
Meester
Nu sal ick u rugge gaen bestrijcken,
So dat ghij sult lachen als een huerpaert.
Ga naar voetnoot463
Hanneken
Aij mij! meester, wadt doedij?
Meester
Sijt niet vervaert;
465[regelnummer]
Ick sal u noch al beter hebben vrij.
Ga naar voetnoot465
Hanneken
Aij mij! aij mij! meester, waerom sladij mij?
Sijn dat de bercken struijven? tsijn een goet jaer!
Ga naar voetnoot467
Goeij vrou V.
Ontbeijt! wel wat schreijen hoor ick daer?
Ist dat niet Hanneken Leckertant die daer weent?
470[regelnummer]
Hoe? sijn dat de bercken struijven/die ghij meent?
Ja, meester Jan, dat sal u veel meer costen oock:
Hout datte en datte! Hoe smaeckt u dat vuijstloock?
Ga naar voetnoot472
Hanneken
Moeijer, hij heeft mij al met roeijen gehouwen.
Ga naar voetnoot473
Goeij vrou V.
Daer voor sal hij stockvisch sonder botter cnouwen.
Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Hout dat en datte!
Meester
Och, 'tis genoch, hout stille.
Hanneken
Moeijer, smijt stijff!
Ga naar voetnoot476
| ||||||
[pagina 87]
| ||||||
Meester
Och, ick deet om beters wille!
Hout oppe, hout oppe! / wildij mij vermoorden?
Webbe
Wel vrou Veuge! vichten, met veel woorden?
Ga naar voetnoot478
Mij dunckt, jaesij / ick en weet wadt bedien mach.
Ga naar voetnoot479
Lippen
480[regelnummer]
Siet, meester Jan Leurequack sidt oock inden slach;
Ga naar voetnoot480
Al is hij loos en schalck, hij wordt ook verdult.
Ga naar voetnoot481
Hanneken
Ja, Lippen Loer, dat is al u schult.
Ga naar voetnoot482
Lippen
Hebben u die bercken struijven qualijck getoeft?
Hanneken
Dat weet ghij wel.
Lippen
Ick hebs oock geproeft,
485[regelnummer]
Dus gae wij even swaer geladen naer tstede.
Ga naar voetnoot485
Webbe
Hout, goey vrou Veuge, geeft vrede, geeft vrede!
Laet u gespreecken/hoe hebdijt aldus gemaeckt?
Ga naar voetnoot487
Meester
Aij mij! ick ben ommers uuijten druppe geraeckt!
Ga naar voetnoot488
Goeij vrou V.
Leert noch der lieden kinderen castijen!
Meester
490[regelnummer]
Voorwaar, Leckertant sou hem dickwijls wel lijen
Ga naar voetnoot490
Met bonen/gaeffdij hem op sijn rebben
Berckenstruijven, als hij wadt leckers wil hebben;
Ick wedde, 't sou een kint werden ten inde.
Ga naar voetnoot493
Goeij vrou V.
Wyse, discrete / notabele, geminde,
| ||||||
[pagina 88]
| ||||||
Lippen
495[regelnummer]
Hier mede uwen oorloff,
Webbe
Soot best betaempt,
Lippen
Nemen wij, Violierkens, uuijt jonsten versaempt.
FINIS. Lang in dicht 561 regulen.
Is gespeelt bij die Violieren van Antwerpen indie feeste der Lelijen
in Diest ao 1541 en hebben den oppersten
prijs gehadt.
Fecit Jan vanden Berge.Ga naar voetnoot*
|
|