Dat kaetspel ghemoralizeert
(1915)–Jan van den Berghe– Auteursrecht onbekendJan van den Berghe, Dat kaetspel ghemoralizeert (ed. J.A. Roetert Frederikse). A.W. Sijthoff, Leiden 1915
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Dat kaetspel ghemoralizeert van Jan van den Berghe, in een editie van J.A. Roetert Frederikse uit 1915. Het originele werk dateert uit 1431.
redactionele ingrepen
p. 4, 17, 28, 47, 59, 62: De regelnummering op deze pagina's is niet correct. In deze digitale editie is dit gecorrigeerd.
Tussen vierkante haken zijn koppen toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV, VI) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
DAT KAETSPEL GHEMORALIZEERT.
[pagina III]
DAT KAETSPEL GHEMORALIZEERT
PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS Dr. H. SNELLEN, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE, TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TE VERDEDIGEN OP VRIJDAG 11 JUNI 1915, DES NAMIDDAGS TE DRIE UREN DOOR JACOBUS ANTHONY ROETERT FREDERIKSE, GEBOREN TE AMERSFOORT
LEIDEN - A.W. SIJTHOFF'S UITG.-Mij. - 1913
[pagina 121]
INHOUD.
Bladz. | ||
---|---|---|
INLEIDING | ix-cxiii | |
I. | De inhoud van ‘Dat Kaetspel ghemoralizeert’ | ix-xv |
II. | De allegorische vorm. Aard, doel, beteekenis Navolging van ‘Dat Scaecspel’ | xvi-xix |
III. | Het kaatsspel, geschiedenis, beschrijving | xx-xxix |
IV. | Eenige opmerkingen naar aanleiding van de rechtskundige bijzonderheden in ‘Dat Kaetspel’ | xxx-xxxiv |
V. | De exempelen | xxxv-lxix |
VI. | De taal der twee (Kopenhaagsche) handschriften | lxx-xcii |
VII. | De taal van het Keulsche handschrift | xciii-xcvii |
VIII. | De handschriften en incunabelen | xcviii-cv |
IX. | De schrijver. - De ‘ridder’. - De oorspronkelijkheid van ‘Dat Kaetspel’ | cvi-cxii |
TEKST | 1-112 | |
WOORDENLIJST | 113-118 |