Verstandhouding met de vijand(1958)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Essentieel [pagina 33] [p. 33] Voor mijn vrouw Wij zijn niet van een eender erts eenzelfde gietsel noch is de klokkespijs zonder een scheur en door de fijnste spleet kan wind van onheil fluiten in dagen die de kleur hebben van niets Maar tranen hebben ons gekneed Door onze' ogen ging een boze nacht een voorbericht van dood maar wij staan vast tegen de duur vast tegen elke ramp Ons vlees is daar om te getuigen met 't zonderlinge schrift van onze roven Wij weten 't in ons bloed geen bron spruit zonder pijn omhoog wij moeten reeknen met de rots met de verdroogde grond de zwarte kiezels van een alledag Het veld om ons wordt door onkruid gegeten en onze handen wonden zich bij 't graven naakt in het doorngewas Het brood der hoop groeit niet laat zich niet plukken als een vrucht het komt op ruige planken uit zijn oven Maar met onfeilbaar weten zal ook de karigste aardkluit zijn te ontginnen [pagina 34] [p. 34] Al wat aan menselijke warmte en rede wat aan verdane kracht gevergd wordt voor elke deur der wereld opdat zij opengaat dat weten wij Ook 't weinige dat nodig is te breken de frontlijn van het zuiverste gezicht Maar wij zijn wedders op het laatst geluk Vorige Volgende