Verstandhouding met de vijand(1958)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Prometheus en de mens Ik vorm dit hart dat zich herhalen zal tot in de verten van het grootst getal - de korte spier waarrond de aorta gaat zoals de slang de baobab omslaat. Ik splijt die vuist, opdat de vingers kalm en vrijer gaan, broers van dezelfde palm: Zullen zij 't rijk dragen, de dapperheid van nieuwe vlag uit afgodloze tijd, of de oude vaan van doodsnood en van pik der schertsgoden? - Want ben jij niet mijn Ik- Zelf, mens van morgens en van 't avondrood, van wiegen leven en van bedden dood? Deze armen vorm ik: tasten gaan zij, ras naar borst en borsten tot de belt van as. Ook de armplooi met de bollende aderlijn die voor de dood niets dan een riet zal zijn. Vlees van mijn droom, liefdedaad nooit voleind, de tijd de tijd ontbreekt je als mij het vuur, sterveling in de tanden van de duur. Slaap, jij met ochtendlippen - kind jij man slaap - of wees stil, zodat ik schreeuwen kan! Vorige Volgende