Stenen tijdperk(1960)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] 'k Wacht dat de wereld... 'k Wacht dat de wereld heeft gedaan met mijn verlangen te misleiden Molen ben 'k waar mij water roept en boom ben 'k in de hand der vruchten Steroverhuifd volg ik mijn weg, een wind die enkel opengaat voor de oude wonderen van 't graan; ik adem slechts om prooi te zijn nooit om verheugd te zijn dat 'k adem. Reeds brandt dit hart op als een lamp, ik zoek het uiterste dat 'k kan levend met vrienden met mijn vrouw met een beetje geluk uiteraard; en zo begrijp ik: mijn heelal te goed gedacht te slecht herlezen ik moet, ik moet het overschrijven De verzen zelf die tot voor kort het landhuis waren voor de ziel kregen vorm van vliegende schotels, zij komen op mij toe, staan stil boven mij, wouwen in de wind, draaien geluidloos snel zich af. Is daar bemanning? wie aan 't stuur of wat? een elektronisch brein? Neen geen landname gaat meer op waar zal 'k dan nog mijn tent opslaan anders dan in de lucht? en wat te hopen, te verwachten, dan (vuisten gesloten) straks te slapen in 't hoge nachtblauw als een steen? Vorige Volgende