gedwongen ‘toegift’ op een feestvoorstelling, gering interesse voor verwacht, of dat geen toneeldirectie in het ‘nihil obstat’ van toen meer dan een gelegenheidsgeste ziet en dat dus geen de risico's van nieuwe verboden wil nemen.
Want een speelbaar stuk, dat is Slauerhoffs ‘Coen’ zonder twijfel, en literair verantwoord werkelijk niet minder dan enig ander proza van onze auteur. Het bewijst vóór alles dat hij een goed gevoel voor theater bezat. Na al wat hiervoren gezegd is kan dat niet meer bevreemden - de rol of rollen waarin hij zich onophoudelijk indenkt zijn merendeels sterk ‘dramatisch’ te noemen.
Slauerhoff is zelf present in zowat al zijn literaire hoofdfiguren: van de Piraat tot Cameron en Tarabana en Camões toe. Hij kruipt om beurten in allemaal - behalve in Coen. Voorts toont dit stuk dat hij er geen slecht medium mee koos toen het hem lustte om uit het dikke hout van al zijn hekels tegen het ‘land van herkomst’ stevige planken te gaan zagen. Die hekels heb ik al uit den treure belicht: dat het van blank ras is, vol is van koopmansgeest en burgerlijk fatsoen en calvinisme en plichtsgevoel en veinzerij enz. Ook daarin schuilt dus niets onverhoeds. Men kan alleen maar - gemeenzaam - zeggen dat onze auteur er bepaald ‘niet om liegt’. Het gevolg is dat zijn stuk, zo te lezen, stijf staat van de scènes à faire - om er enige te noemen: tweede tafereel, scène 4; vijfde tafereel, scène 2; zevende tafereel geheel; achtste tafereel, scène 2; elfde tafereel, scènes 3, 4 en 5. De splinters vliegen ervan af.
Slauerhoffs Coen, de enige figuur die hij ten voeten uit tekent, bij dewelke van ‘psychologie’ sprake kan zijn (die hier overigens niet ver te zoeken was), wordt ons getekend als een geladen monster van gereformeerde, niets-gedogende, rondweg ontmenste rechtschapenheid - maar als een man die tòch met hoofd en schouders boven zijn entourage uitsteekt. Coen staat daar als een man die met de bijbel als geweten, met zijn eigen uitleg van de bedoelingen en belangen der Compagnie - der verachte Heren Zeventien - als grondwet, finaal doet en laat wat hem goeddunkt, met name huwelijken gelasten en verbieden als waren die niet reeds in zijn Hemel gesloten. En als Slauerhoff hem dus, onder het tweede beleg van Batavia door de troepen uit Mataram (beleg dat juist door de mannen van