Niet hier, niet heden(1962)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Kostís Kostís mijn jongen blijf bij je heel simpele dorst en koester de slaap zoals men druiven verkopert, dat hij je tijdig dekt: Zo zamel je je dagelijkse leden tot orde en droom je je op weg. Kostís mijn vriend maak de stille huid los van je lippen, anders beur je je hart niet naar de ster. Voedzaam is 't donker maar te groot voor onze ingebedde ogen. Schud het nut van je voet en open je gezicht. Kostís mijn vijand stop je tanden weg, die komen nog lang bij 't maal van pas: de tafel is rijkelijk, twist is onrecht. Laat mijn hand het oude licht van je ogen houden, de wereld is steil, het blindt bij 't stijgen. Kostís mijn broer het speeksel is ruw om mijn woord: je mag niet slapen. Als je je tong loslaat, gedenk de levenden, een kroes alsem spoelt ze omlaag, slaat hun vettige tred neer en zwijgt ze dood, zonder waan. [pagina 33] [p. 33] Kom Kostís, kom wij zullen het roet van de adem scheuren, de melk niet laten verzuren, maar hand in hand door de huizen gaan, de daken openen, muren uitbreken en van de stenen een lied bouwen, wijdte en woning. Vorige Volgende