Het litteken van Odysseus(1956)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Diatonische aubade De doedelzak van de nadagen de dwaze muziek van de herders komt onder mijn balkon en wekt mij. Aan een naamloze denk ik, aan een die 's morgens duif, en valk was op den middag en plotsling avond dien de nacht bezegelt. Ah komedianten die zingt voor den dood de berceuses van een langen winter, komedianten die het sterven tooit met de kristallen van uw fantasie: bindt liever aan de ringen van het licht uw rijdier vast en blaast op uw vingers de simpele wijs van wie daarbuiten staan. Komedianten weest u bewust dat leven niets is dan een arm land waar ieder geboren wordt met zijn leven en het bemint in zich en het betwist aan de graven aan de stenen aan de kerken, en opeens staat hij heel alleen tegen den dood. Eerst als de herfst zijn honden van rook loslaat krijgt het zijn ware kleur. Liefde, schrikbare ontgoochlende liefde jij bent het spoor der zomervrouwen na en achter laat je ons 't papieren masker waarom je spotlacht. [pagina 23] [p. 23] Leven van honderd kreten, leven puur avontuur verpuint zodra de doedelzak ons wekt, vergromt in een enkel dof geluid, de klank van 't hart dat altijd altijd stukbreekt juist in het midden van de wereld. Vorige Volgende