Over literatuur
(2000)–Willem van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdDe TachtigersKalffs onvrede met de benaming ‘letterkunde’ doet hem uitzien naar andere termen en zonder veel animo op ‘literatuur’ attenderen. Zijn formulering wekt de suggestie dat hij zijn lezers een neologisme voorhoudt, waarvan zich tot dan toe eigenlijk niemand bediende. En dat strookt geenszins met mijn bevindingen. Bovendien had Kalff kunnen weten dat in het eigentijdse milieu van de Tachtigers de term ‘literatuur’ met gretigheid werd gebezigd in opstellen en kritieken, zonder dat overigens de benaming ‘letterkunde’ nu geheel uit de gratie was. Een vluchtige vergelijking van de eerste jaargangen van De nieuwe gids met de jaargangen 1885-1890 van zijn dan belegen voorganger De gids spreekt in dit opzicht boekdelen. Beide tijdschriften houden er een recensierubriek op na, ‘Letterkundige Kroniek’ geheten in De gids, ‘Literaire kroniek’ in De nieuwe gids. Frank van der Goes' ‘Proeve van litteratuur-geschiedenis’ in de eerste jaargang van De nieuwe gids wemelt van ‘literatuur’-plaatsen met ‘letteren’ en ‘letterkunde’ als minder frequent gebruikte synoniemen. In formuleringen als ‘In deze bladzijden is alleen sprake van onze nieuwe literatuur’ of ‘Sinds zes jaar is onze literatuur bezig, voortdurend bezig te groeien en zich te ontwikkelen’ of Multatuli weet zelf nauwelijks wat zijn betekenis is geweest in ‘het tot stand komen dezer voor alles artistieke en psychologische periode onzer literatuur’ of ‘De literatuur onzer periode begint hare decadentie te krijgen’ wordt de benaming ‘literatuur’ vrijwel tot een schibbolet van de Tachtigers. Literatuur, zo prediken de Tachtigers, heb je in soorten en maten en dus is nadere specificatie nodig. Ze strooien met etiketten als ‘Mindere-rangs-literatuur’ tegenover ‘wereldliteratuur’, ‘hyperbolische vaderlands-lievendheid-literatuur’ versus ‘groote Literatuur’, opereren met het begrippenpaar ‘hooge en lage literatuur’ en signaleren ‘een richting in de literatuur’ en ook wel ‘een literatuurbeweeging’. Ze maken gretig het onderscheid tussen een ‘werkelijke en serieuze hollandsche literatuur’ naast het slappe aftreksel van de coryfeeën van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde die, evenals de dominee-dichters, met de eigenlijke literatuur niets te maken hebben’.Ga naar eind54 Wie voorbeelden wil van citaten waarin de term ‘literatuur’ innig wordt omhelsd en geknuffeld en als een klaroenstoot van de nieuwe | |
[pagina 23]
| |
beweging moet klinken, leze Van Deyssel. Brooddronken en bedwelmd raakt hij ervan. Groote God, ik wist toch wel wat literatuur is, ik-zelf, mijn heele zelf, mijn heele levende ik was een bewuste passie van literatuur, en ik kon het begrip maar niet vatten, dat in dat woord besloten is.Ga naar eind55 Dan weer, bijvoorbeeld in opstellen als ‘Nieuw Holland’ (1884) en ‘Over literatuur’ (1886) werpt hij zich op als representant van een andersoortige, nieuwe literatuur en noemt hij zich ‘op het plein onzer literatuur-stad’ ‘de geestdriftige omroeper’, die ‘op de tinnen van de toren zijner observatie’ gaat staan om de grote literatuur te overzien, maar vooral ook om de Nederlandse eigentijdse letterkunde striemend te ranselen vanwege haar onbenulligheid. Door jullie is onze literatuur verworden tot ‘een sloot van kalme domheid, tot een riool van vunzige banaliteit’, roept hij de ‘poëten en prozatoren van Sint Juttemus’ toe: dansende kalveren op het ijs uwer gevoelloosheid, krakende geraamten van grijze verveling, gij, wier boeken niet leven en spreken, maar slapen met open monden en groene tongen, gij aschkarremannen, ademend in den afval der Europeesche literatuur, voddekrabbers, wroetend in de mesthoopen der literatuur, gij, eunuken van den geest, impotente vrijers van wassen muzen, gij, beurtelings stotterende hinkers, die de literatuur voortschopt als een steentje van de eene afdeeling uwer dwaasheid in de andere, en proestende raaskallers, die uw lezers met uw slijmwoorden besproeit, labberlottige beroerlingen, morsige zanikers, zegellendigen, spreeknaren, schreeuwleelijken.Ga naar eind56 Van Deijssels scheldkanonnades vermogen niet iedereen meer te boeien, maar inzet van zijn soms grof geschut vormt wel altijd zijn particuliere invulling van het begrip ‘literatuur’. In hetzelfde ‘Nieuw Holland’ komt hij in dat verband tot een van de helderste formuleringen van een modern, sterk ingesnoerd literatuurconcept. De Literatuur, alleen om zich zelfs wil bestaand, en zich des-bewust, is een verschijnsel in onze eeuw opgekomen, en dat in de maatschappij de nieuwe carrière van woordkunstenaar heeft doen ontstaan (II). | |
[pagina 24]
| |
Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de Tachtigers met hun ‘literatuur’ - gebruik de term in een stroomversnelling hebben gebracht. Laat, dankzij hun geestdriftig schermen met term en begrip, ‘literatuur’ in de twintigste eeuw ‘letterkunde’ ver achter zich? Op één terrein in ieder geval beslist niet. Het is opvallend hoe eensgezind de schrijvers van de grote literatuurgeschiedenissen zijn in de titelgeving van hun handboeken. De reuzen in dat vak, Te Winkel, Kalff, Baur en na de oorlog Knuvelder, en om hen heen de bescheidener schappenvullers van het literatuurmausoleum, de Prinsen, Walchen en Bastiaansen, volgen in hun terminologie keurig hun negentiende-eeuwse voorgangers vanaf Siegenbeek en Jonckbloet en tooien de kortere of langere titel van hun handboek met de term ‘letterkunde’ in plaats van ‘literatuur’. Het is eigenlijk pas heel recentelijk dat de benaming ‘literatuur’ oprukt naar het schutblad van de handboeken, te beginnen in 1986, toen twee leden van de Amsterdamse leerstoelgroep Moderne Nederlandse Letterkunde, Van Bork en Laan, het studieboek Twee eeuwen literatuurgeschiedenis op de markt brachten.Ga naar eind57 Vier jaar later verraste collega Anbeek met het handboek Nederlandse literatuur 1885-1985,Ga naar eind58 in 1993 gevolgd door de meest frivole Nederlandse literatuurgeschiedenis ooit, Nederlandse literatuur, een geschiedenis, onder hoofdredactie van Schenkeveld-Van der Dussen.Ga naar eind59 Als deze trend zich voortzet, kan het niet anders of de met enig vertoon aangekondigde, nieuwe, nu nog naamloze en ook nog ongeschreven literatuurgeschiedenis in 9 delen onder auspiciën van de Taalunie, zal het niet buiten de term ‘literatuur’ kunnen stellen. |
|