Over literatuur
(2000)–Willem van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdNegentiende-eeuws gebruik van ‘literatuur’Op grond van onder meer een globaal depouilleren van de Vaderlandsche letteroefeningen uit de periode 1800-1870 lijkt het mij aannemelijk dat, in tegenstelling tot datgene wat de woordenboeken suggereren, de term ‘literatuur’ na de eerste decennia van de negentiende eeuw zijn hapax-karakter begint te verliezen en zo rond het midden van de negentiende eeuw tot de verbale pasmunt van schrijvend Nederland gaat behoren. Dit mondig worden van de term gaat veelal ook gepaard met een begripsversmalling. Geschiedenis en filosofie passen steeds minder goed onder deze paraplu. ‘Literatuur’ wordt meer en meer de favoriete term om fictionele teksten met een esthetische functie aan te duiden. Bij de vroegste negentiende-eeuwse vindplaatsen is dat nog niet altijd even duidelijk. Wat te denken van een observatie uit 1812: ‘Anna Maria Schuurman toch deed weinig of niet aan onze literatuur’?Ga naar eind37 ‘Bij ons’, zo heet het in 1821, ‘zou een beroemd Professor in de Oude Litteratuur welligt meenen, zijn stand niet weinig te kort te doen, door de uitgave van dergelijke, meest onderhoudende geschriften voor het volk’.Ga naar eind38 Een ‘Professor in de Oude Litteratuur’ kan moeilijk iemand anders zijn dan een hoogleraar in de literatuur van de Grieken en de Romeinen. | |
[pagina 17]
| |
Hoe ruim in Nederland aanvankelijk de jas van ‘literatuur’ nog viel, wordt onder meer zichtbaar in de mobilisering van specificerende adjectieven om naar teksten met een artistieke component te verwijzen. Zo krijgt Willem de Clercq in 1824 van de kritiek een schouderklopje, omdat hij over een grondige kennis ‘onzer poëtische litteratuur’ zou beschikken.Ga naar eind39 En nog in 1848 wordt van Jacob van Lennep opgemerkt dat hij ‘grooten invloed heeft uitgeoefend op de wijziging onzer dichterlijke literatuur’.Ga naar eind40 |