Mooi meegenomen?
(1997)–Willem van den Berg, Herman Pleij– Auteursrechtelijk beschermdOver de genietbaarheid van oudere teksten uit de Nederlandse letterkunde
[pagina 177]
| |
Paul Wackers
| |
[pagina 178]
| |
langer. Reynaert vertrekt namelijk niet uit het rijk van Nobel, maar keert terug naar het hof en verwerft tijdens zijn tweede confrontatie met de hofdieren de positie van plaatsvervanger van Nobel. In dat tweede deel zijn het niet langer de gebeurtenissen die spanning wekken. (Er gebeurt een tijd lang ook maar heel weinig.) De spanning ontstaat nu doordat voortdurend allerlei elementen uit het eerste deel opnieuw worden opgeroepen, maar in een variante vorm. Het gaat dus veel minder om de gebeurtenissen zelf als wel om de relaties die je als lezer moet leggen tussen het verleden en het heden van het verhaal. Twee voorbeelden. De aanklacht over de moord op de hen Coppe uit het eerste deel correspondeert met een aanklacht over de moord op de ravin Scerpenebbe uit het tweede deel. Coppes lijk wordt op een draagbaar het hof binnen gedragen. Van Scerpenebbe arriveren slechts enkele veren. De rest heeft Reynaert opgevreten. De misdaad is dus beter gelukt. Er is minder waar men Reynaert op kan ‘pakken’. Dat blijkt ook. In het eerste deel zet de dood van Coppe het eigenlijke proces in gang. Haar lijk is dus ook een centraal element in Reynaerts veroordeling. In het tweede deel echter heeft Reynaert, als hij opnieuw aan het hof gekomen is, geen enkele moeite om die veren ‘weg te verklaren’. Hij krijgt pas problemen als Nobel hem verwijt, dat Reynaert hem de kop van Kuwaert in de pelgrimstas heeft gestuurd. Daarvoor zal hij hem hangen. In Reynaerts antwoord op dat verwijt komt het schatmotief terug. In het eerste deel is Reynaert begenadigd in ruil voor een schat die hij zou bezitten. Nu zegt hij, dat hijzelf drie sieraden uit die schat in de pelgrimstas heeft gestopt en ze aan Kuwaert en Bellijn heeft meegegeven als cadeaus voor het koningspaar. Kuwaert is vast vermoord door onverlaten die ze in bezit wilden krijgen. Ze zijn namelijk van onschatbare waarde. Vervolgens werkt Reynaert dat omstandig uit en door zijn beschrijving krijgen de sieraden behalve een materiële ook een geestelijke waarde. Ze zijn niet alleen uniek, ze bieden de bezitter ook onkwetsbaarheid, onoverwinnelijkheid, wijsheid, inzicht, etc. Geen wonder dat de koning ze wil hebben. Maar hoe welsprekend Reynaert de sieraden ook gestalte en ‘realiteit’ geeft, ze zijn natuurlijk evenzeer gelogen als de eerste schat. Zowel bij Coppe/Scerpenebbe als bij de schat/sieraden is dus sprake van parallellie én van overstijging. Het is aan de lezer om dat te ontdekken. Het eind van het verhaal is dan een verrassing, omdat een heel nieuw element optreedt. De wolf, die het met woorden niet van de vos kan winnen, daagt hem uit tot een duel. Het verbale vechten wordt gecompleteerd door lichamelijke strijd, maar ook daarin toont de vos zich de slimmere en daardoor de overwinnaar. Een eerste niveau waarop de tekst plezier geeft, is dus intellectueel. Het is leuk om te zien hoe geraffineerd hij in elkaar zit, | |
[pagina 179]
| |
spannend om te raden wat er zal gebeuren en daarbij meestal gelijk te krijgen, maar vaak op onverwachte wijze. Een tweede aspect dat ik in de tekst bewonder, zijn de karakteriseringen van personages of gebeurtenissen. Soms levert dat vertedering op, bijvoorbeeld als Reynaert het verdriet beschrijft dat zijn kinderen hebben, omdat hij een spiegel (een van de sieraden uit het tweede schatverhaal) aan de koningin wil sturen. Zijn kinderen willen die liever niet missen: Want sier hem dic mit groten spele
In plagen te spiegelen ende voor te springen
Ende zagen hoe hair stertgens hingen
Ende hoe hem hair muulken stont. (5895-98)Ga naar eind1.
Welke ouder herkent hier zijn eigen kinderen niet? Ook negatieve zaken worden uiterst beeldend voorgesteld. Neem bijvoorbeeld het duel tussen Reynaert en Ysegrim. Voor dat duel wordt Reynaert geschoren en met olie ingesmeerd, zodat hij moeilijk grijpbaar is. Tijdens het duel laat hij zijn urine in zijn staart lopen en slaat daarmee in de ogen van de wolf, zodat die gaan branden en tranen. Hij schopt er ook zand en stof in en uiteindelijk krabt hij Ysegrim zelfs één oog uit. Als hij dreigt te verliezen, grijpt hij de wolf bij diens genitaliën en knijpt zo hard dat die van pijn het bewustzijn verliest. Reynaert triomfeert daardoor op het nippertje. Dit alles wordt buitengewoon beeldend, spannend en meeslepend beschreven. Tot je gaat nadenken. Dan word je misselijk. Een volgend aspect dat de tekst voor mij blijvend interessant maakt, is het aplomb waarmee Reynaert leugens verzint of verklaringen voor zijn handelingen geeft. Heel mooi is bijvoorbeeld zijn weerlegging van Ysegrims tweede aanklacht wegens verkrachting. Ysegrim zegt daarbij, dat Reynaert zijn vrouw eens, tijdens een winter, vertelde dat ze vis kon vangen door haar staart in een wak te steken. Ze vroor echter vast. Toen Reynaert zag dat ze niet meer weg kon komen, verkrachtte hij haar. Pas bij aankomst van Ysegrim liet hij haar met rust. Ysegrim kon haar - zij het met verlies van een deel van haar staart - bevrijden, maar door het gegil van pijn dat zij daarbij uitstootte, kwamen er dorpelingen op hen af die hen najoegen en afranselden (6264-6335). Reynaert antwoordt dat hier natuurlijk helemaal niks van klopt. Als Ysegrims vrouw met een redelijke vangst tevreden was geweest, zou ze nooit vastgevroren zijn. Te grote hebzucht levert altijd problemen op. En die verkrachting? Doe ic se zach so zeer beladen,
Doe waende ic hair te helpen uutter noot.
Ic hief ende ic ludse ende ic croot,
Om dat ic waende uut te boren.
| |
[pagina 180]
| |
Mer dat was arbeit verloren,
Want sy was my alte swaer.
Doe quam Ysegrim aldair
Ende sach hoe dat ic croot ende stack.
Dat hi doe in dorperheiden track,
Als die quade te doen plegen.
Aldus so was die zaeck gelegen
Ende, heer, ten was anders niet dan logen.
Mer ic meen, hem schemerde sijn ogen
Also hi ons sach van boven int dal. (6355-68)
Reynaert wou dus alleen maar helpen. Het is de dirty mind van Ysegrim die dat als verkrachting interpreteerde. Maar misschien kon Ysegrim er ook wel niets aan doen, want van een afstand kon hij vast niet goed zien wat er precies aan de hand was. Wat een invoelende Reynaert toch. En o ja, die dorpelingen (waar Reynaert eigenlijk niks mee te maken had), dat was toch prima geregeld, want Ysegrim en zijn vrouw waren versteend van kou en door de acties van de dorpelingen kregen ze het weer warm. Prima toch? Bij de laatste opmerkingen lijkt Reynaert bereid complimenten te accepteren voor iets negatiefs dat hij positief interpreteert en bovendien ten onrechte aan zichzelf toeschrijft. Dat soort intellectuele acrobatentrucjes vertoont hij wel vaker, bijvoorbeeld wanneer hij tegen Ysegrim, die zich als ‘clercke’ (als intellectueel dus) heeft voorgedaan maar daar een stevige verwonding aan heeft overgehouden, zegt: Nu hoor ic wel, dat men my heeft
Wel eer geseit ende oec gelesen
In boeken dat wel wair mach wesen,
Dats dat die beste clercke fijn
Dicwijl die wijste lude niet en sijn. (4100-4104)
Hij gebruikt dus de klerikale traditie als argument om de vertegenwoordigers ervan onderuit te halen. Dit soort intellectuele toeren en de daarbij horende verbale kunstjes beleef ik meestal positief: ik vind het leuk wat Reynaert doet. Die beleving is echter niet constant. Soms slaat mijn waardering om. Het is natuurlijk wel aardig, dat Reynaert zulke prachtige excuses kan verzinnen, maar dat maakt zijn gedrag er feitelijk niet beter op. Dat soort reflectie slaat soms zelfs om in woede, bijvoorbeeld bij dat fragment over de jonge vosjes die voor de spiegel springen. Dat is vertederend, maar...het is ook van a-z gelogen. Die spiegel bestaat niet, de vosjes hebben er nooit voor staan springen en ze hebben ook nooit verdriet gehad over het verlies ervan. Wat Reynaert hier feitelijk doet, is misbruik maken van mijn ouderlijke gevoelens om zichzelf positiever | |
[pagina 181]
| |
voor te stellen dan hij is en om zijn verhaal geloofwaardig te maken. Dat is abject, verwerpelijk; even abject en verwerpelijk als zijn strijdwijze in het duel met de wolf. Hoe durft hij? Rare gevoelens zijn dat eigenlijk. Reynaert bestaat immers evenmin als de spiegel. Hij heeft dus ook niks kwaads gedaan. Moet ik dan boos zijn op de auteur van Reynaerts historie? Nee natuurlijk. Het tegendeel is het geval. Een auteur die een verhaal kan schrijven dat zoveel soorten intellectuele en emotionele reacties oproept, dat zo meeslepend is dat je bij tijden vergeet dat het verzonnen is, dat een zo scherp beeld geeft van misstappen, fouten en dwaasheden van medemensen (en om heel eerlijk te zijn, ook van mezelf), zo'n auteur verdient respect en bewondering. En die heb ik hem dus ook altijd gegeven. En ik ben de enige niet. Sinds zijn ontstaan is het verhaal afgeschreven, ge- en herdrukt, naverteld, bewerkt, vertaald. Geen enkel ander middeleeuws verhaal kent een vergelijkbaar continue en brede traditie, ook Van den vos Reynaerde niet. De visies op Reynaert in deze traditie verschillen enorm, omdat van de tegenstrijdige reacties die ik hierboven heb proberen te beschrijven, nu eens de ene en dan weer de andere domineert. Die variatie in interpretatie van een in de kern gelijkblijvende verhaalfiguur is een even fascinerend fenomeen als de figuur Reynaert zelf. Maar dat is een ander verhaal. |
|