Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermd739
|
1e. | L'emploi de maître des postes pour De Groot, qu'on ne peut passer sans lui faire un passe-droit criant. MeijndertsGa naar voetnoot3) l'ambitionne, s'il emporte, dan is het uijtgepraat. |
2e. | L'amirauté pour Groeninx. |
3e. | Le balliage de la ville pour CordeloisGa naar voetnoot4), qui fera la sollicitation, dès que monsieur de Rhoon l'y encouragera. |
4e. | Pour l'emploi de baillif de Schieland il suffit, que Van der HoevenGa naar voetnoot5) ne soit pas continué. |
Pour ma part je le prie de ne pas négliger messieurs Groeninx et De Groot, mais de lier de plus en plus avec eux. De prendre en main les plaintes des habitans de Dort, que je lui donnai l'année passéeGa naar voetnoot6); de gagner d'abord le nouveau pensionaireGa naar voetnoot7) de cette ville, que je lui recommande très fort et qui pourra dans quelque tems l'y être très utile. De ne pas négliger les affaires de Haarlem, ni l'occasion, que GuldewagenGa naar voetnoot8) lui a donné de s'en mêler par les insolences, qu'il a fait à RavensGa naar voetnoot9).
- voetnoot1)
- Samenvatting van een brief van Wolters met een opmerking van Charles Bentinck, ongedateerd.
- voetnoot2)
- Noch De Groot, noch Groeninx -- de twee Oranjegezinde vrienden van Bentinck -- werden in 1750 en 1751 tot burgemeester benoemd, evenmin als Cordelois tot schepen. Vergelijk Bentinck II, nr. 372.
- voetnoot3)
- Gerard François Meyners, oud-burgemeester of Johan Gerard François Meyners, oud-schepen.
- voetnoot4)
- In december 1751 werd echter Paulus Bogaert van Alblasserdam baljuw.
- voetnoot5)
- Elias van der Hoeven. Zie ibidem, nr. 410, 419.
- voetnoot6)
- Ibidem, nr. 472, 489, 645 vlg. en Archives IV, I, p. 496.
- voetnoot7)
- Sedert september 1751 Carel Bosschaert, tevoren pensionaris van Schiedam. Ned. Jb. 1751, p. 863.
- voetnoot8)
- Vermoedelijk Dammas Guldewagen, vroedschapslid (1749), schepen (1750), burgemeester (september 1751). Ibidem.
- voetnoot9)
- Waarschijnlijk Kaspar Jakob Ravens, schepen van Haarlem (oktober 1750 en oktober 1751). Bij het verzetten van de wet kwam hij in oktober 1748 als nieuwbenoemde in de schepenbank. Ibidem, p. 1004.