Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 626]
| |
6 oktober 1751Vooraf te onderstellen de noodsakelijkheid van de onderhouding van de vrede. Die seer soude pericliteeren in het geval van de dood van de keijser. En geen beter nog ander middel uit te denken om een oorlog voor te komen, die onfeilbaar uit dat sterfgeval soude voortspruiten. Het is om die reden, dat het werk met Saxen begonen is. Het is waar, dat Williams en Calkoen er wat lugties overheen hebben gelopen. Maar rebus sic stantibus blijft te overwegen welk best aan de Republiek: voort te gaan of de negotiatie te sien afbreken. En of de ontallijke inconvenienten, die spruiten moeten uit het afbreken van de negotiatie niet veel swaarder wegen dan het enkel inconvenient van een termijn van de subsidie daaraan te wagen. Dient gemerkt te werden, dat dit nog al op sijn ergst genomen werd, want het is meer als waarschijnelijk, dat eer de zes maanden gestipuleert tot de betaling van de eerste termijn om sijn, men reeds gesien sal hebben hoe Saxen het werk van de electie behartigt. En in allen geval soude men haar geen geld hoeven te geven, als sij aan haar kant niet voldoen aan hare belofte. Soodat de Republiek op dat point nooit de dupe wesen kan. En (laat men dog klaar spreken) dat is het eenigste point daar het op aankomt. Want het overige van het tractaat is maar een pretext om te verkrijgen van de koning van Polen-ceurvorst van Saxen de verpligting, die gegeven word door de mondelijke belofte van sijn stem, gegeven aan Williams en aan Calkoen en gereitereert aan de minister van Rusland. De conclusie en vooral de spoedige conclusie van dit werk komt voor van soo veel belang te wesen, dat volgens de reguls van de voorsigtigheid men diende nog grooter swarigheden over te stappen, als diegene die nu voorkomen, liever dan een point te sien mislukken, van welkers success de vrede in EuropaGa naar voetnoot1), die niet gebroken kan werden, bij occasie van de dood van de tegenwoordige keijser, sonder een generalen oorlog te doen ontsteken. Dit laatste geval exteerende soude de Republiek sig bevinden in een | |
[pagina 627]
| |
omstandigheid, welke dient geprevenieert te werden, want sij soude sig bevinden in de uiterste gevaar, hetsij dat sij partij nam, of dat sij geen partij nam in den oorlog. Waaruit geconcludeert moet werden, dat diergelijk geval voorgekomen moet werden. En dat kan niet geschieden als door tijdige middelen te gebruiken en precautien te nemen. Geen natuurlijker als die nu op het tapijt is, nog van een meer waarschijnelijk succes. Dient hier nog bij in aanmerking genomen te werden hoe bespottelijk en verachtelijk Engeland en de Republiek in Europa souden werden, als dese negotiatie mislukte, voor na hetgeene met Ceulen geschied is. Maar dit word maar in het voorbijgaan aangeroert. Het groot en voornaam point is de securiteit van de Republiek, die men vooral hier in het oog moet houden. |
|