Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 473]
| |
Dordrecht, 28 december 1750Had het van mijn wil gedependeeerd, U.Ed. zoude, gelijk ik van den kant van mejuffrouw U.Eds. moeder vernomen hebbe, in het minste geen reden hebben gehad om zich over enige négligence in mijne rescriptie te verwonderen. Dewijl de eigen estime, die ik altijd voor U.Ed. gehad hebbe, bij mij noch resideert. Maar de fortuin is mij nijdig in mijn voornemen geweest. Naardien ik circa veertien dagen door kiespijn als andersins zo geincommodeert geweest ben, dat ik mijn opzet van Z.Ex. WGa naar voetnoot1) te gaan verwelkome, daar U.Eds. laatste mij aanleiding toe gegeven heeft, niet werkstellig heb kunnen maken voor gepasseerde week, wanneer ik 's woendagsGa naar voetnoot2) den heer J.v.G.Ga naar voetnoot3), met wien ik afgesproken had en die een dag voor mij was vertrokken, in de plaats R.Ga naar voetnoot4) rencontreerde. Die heer zeide mij, dat hij zijn knecht aan het huis van Z.Ex. CGa naar voetnoot5) gezonden had om audientie te vragen, doch dat denzelven geantwoord was, dat Z.Ex. de papieren aan zijn broeder Willem Bentinck overgegeven had en dat deszelfs heer zich daar moest addresseeren. Dat hij vervolgens zich naar Z.Ex. Willem Bentinck begeven had, die hem vrindlijk had ontfangen, doch zo gepresseerd scheen, dat hem door denselven naulijks tijd om iet voor te dragen gegeven wierd. En dat het principaalste van die zo korte conferentie daarop uitgekomen was, dat Z.Ex. Willem Bentinck hem zeide: ‘Mijn heer, ik verzoek, dat gij noch wat gedult gelieft te hebben. Als men de zaken te sterk voortzet, werkt men zomtijds meer achter dan vooruit. En het komt er immers bij u op geen dag of veertien op aan’. Zonder dat voorgem. heer tijd gegeven wierd Z.Ex. enige nieuwe zaken voor te dragen. De heer J.v.G. kwam mij zeer melancholijk voor, eensdeels, omdat Z.Ex. Charles Bentinck hem niet eens te spraak gestaan en | |
[pagina 474]
| |
Z.Ex. Willem Bentinck hem niet had gelieven uit te hooren spreken. Ik beurde voorgem. heer op zo veel mij mooglijk was om hem courage te inspireeren. Voorg. heer vertrok dienzelven namiddag naar huis en ik nam voor om noch dien selven avond een proef van de zaak te nemen. Ik ging vervolgens naar het huis van Charles Bentinck, doch vond hem niet te huis en toen ik den volgenden ochtend weder kwam, wierd mij tot antwoord gegeven, evenals aan den heer J.v.G., waarop mij direct naar Willem Bentinck begaf, die mij zeer vrindlijk ontfing, doch ook met den uitersten haast en mij zeide, dat het noch niet in het vaatje was, daar het in zuuren zoude. Zie daar, mijn heer, een verslag van onze reis, die U.Ed. ons zo zeer in U.Eds. laatste aanbevolen heeft. Ik had wel gewenscht, gelijk U.Ed. ons aangeraden heeft en wij ook voorgenomen hadden, dat wij eens uit hadden mogen boezemen. Maar wat raad? De reis is vruchteloos geweest, alzo ons geen tijd gegeven is om enige fraije stukjes, waarvan wij ons voorzien hadden, voor te dragen. Ik verzoeke U.Ed. op onze vrindschap, dat U.Ed. mij ten eersten U.Eds. gedachten over onze onverwachte ontmoetingen eens per missive gelieve te communiceren, alzo wij niet weeten wat wij ervan denken zullen. Alsmede hoe U.Ed. er zelf bijstaat en of de hoop van U.Eds. avancement noch in weezen is. Schrijf doch eens reëel en openhartig, want U.Eds. expressiën van courage te moeten houden, van niet aan de pen toe te durven vertrouwen en diergelijke zijn nu bij ons van geen uitwerking meer. Want ik voorzie, dat zo niets uitgevoerd word den meesten van onze eerlijke societeit de moed ontvallen zal. En dan ligt het geheele plan in duigen. Schoon ik wat mij zelf betreft noit van sistema zal veranderen, al kwam al de ophef op niets uit. Dewijl ik mijne Patriotti ...Ga naar voetnoot6) concepten niet uit eenig inzicht, maar enkel uit liefde voor de meri...Ga naar voetnoot7) van het doorluchtige huis foveere. Schrijf doch ten eersten aan hem, die, na zijne achtinge voor U.Ed. en U.Eds. beminde betuigd te hebben, is en altoos met alle liefde zal zijn Mijn heer en waerdste vrind U.Eds. D.W. dienaar en vrind
Pro Patria et Principe.
P.S. U.Ed. behoeft niet ongerust te zijn, dat deze eens opgebroken is; het is door mijzelven gedaan om hem den heer J.v.G. voor te leezen. |
|