Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

395
Willem Bentinck aan H. Fagel

[B.M., Eg. 1736]

Aken, 27/28 juli 1748

(St. Séverin heeft totdusverre niet om Nederlandse gijzelaars gevraagd voor de restituties in de beide Indiën. Hij weet dus niet van de orders aan de Nederlandse gouverneurs gegeven om de Engelsen te ondersteunen¹⁾. Daarom moeten wij geen gijzelaars aanbieden, want dan zou St. Séverin vragen waarom en wij zouden daarop moeilijk antwoord kunnen geven. Anderzijds is de Neder-

1) Zie Bentinck II, nr. 390.

[p. 116]

landse verklaring van 7 november²⁾ voldoende ruim om mede de beide Indiën te omvatten. Bovendien is in de wapenstilstandsovereenkomst bepaald, dat de directeuren van de Oost en West Indische Compagnie op de hoogte gebracht zullen worden. Hieruit zou St. Séverin kunnen concluderen, dat er waarschijnlijk vijandelijkheden in de beide Indiën plaats hadden. Sandwich meent ook, dat men geen slapende honden moet wakker maken).

J'ai relu à cette occasion les papiers qui me furent remis l'année passée à Londres par le comité secret de la compagnie Angloise. Je vois que nous ne risquons rien à nous taire, puisque par leur projet même l'exécution ne pouvoit commencer qu'au mois de juin, de sorte que j'espère que tout sera fini ici, avant qu'il soit possible que les François puissent en avoir aucune nouvelle des Indes. (Indien Frankrijk echter gijzelaars vraagt, moeten wij hen zonder aarzeling geven. Van Engeland eist hij minstens een pair en Cumberland acht hiervoor mylord Cobham geschikt, die bovendien veldmaarschalk is). Je ne puis pas consulter sur ceci ni monsieur Hasselaer, ni monsieur De Haren. Ils ne savent rien de tout ce qui regarde l'affaire des Indes et je ne puis les mettre au fait, pour bien des raisons.

(Al deze bijzonderheden wegens de resolutie der Staten Generaal van 16 juli, die ons beveelt de kwestie van de gijzelaars met Sandwich te overleggen). Monsieur de St. Séverin va rondement et bien en besogne avec nous et c'est par convenance qu'il en agit aussi. Mais en même tems on ne peut prendre trop garde à ne pas lui prêter le franc: car est aussi leste et aussi alerte qu'on puisse être.

2) Zie Ned. Jb. 1747, p. 825-842.

28 juli 1748

Hier avant diner monsieur De Catwyck arrive ici et il me remit les lettres, dont il étoit chargé pour moi. Je fus très aise de voir par votre dépêche datée du 24³⁾ que le Prince approuve le raisonnement que je fais dans ma lettre du 21⁴⁾ sur la nécessité indis-

3) B.M., Eg. 1736, fo. 153, waarin ook de persoonlijke eisen van de Prins naar voren worden gebracht. Daarin ook als bijlage een extract van een resolutie der Staten Generaal van 3 en 7 januari 1637, bevattend een brief van de Franse koning over de titel prins van Oranje en het predikaat hoogheid (ibidem, fo. 159).

4) Bentinck II, nr. 392.

[p. 117]

pensable de finir le plustôt possible et de régler le traité definitif en même tems que les restitutions et cessions. Je me flatte que cela avancera vite et bien. (Ben blij te vernemen, dat het voorlopige belastingontwerp⁵⁾ er door is. Heb ervoor gezorgd, dat dit werd bekend gemaakt).

5) Namelijk het voorlopige belastingontwerp in Holland, zie ibidem, nr. 394.