Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

375
A. Schimmelpennink van der Oye en G.G. Bentinck aan Willem Bentinck¹⁾

[B.M., Eg. 1745]

1) Andries baron Schimmelpenninck van der Oye, lid van de Veluwse ridderschap; in oktober 1748 benoemd tot lid van de gedeputeerde Staten van de Veluwe en drost van het Loo.

Arnhem, 26 juni 1748

Niet tegenstaende de gefondeerde apprehensie, die wij hadden,

[p. 70]

dat dit quartier souw hebben mede ondervonden de effecten van dissensie wegens de heffinge der middelen, soo hebben wij thans 't genoegen U.H.W.G. te adverteeren dat op een geconvoceerde vergaderinge der Staeten bij open patent de resolutie tot het platte land relatijf (te weeten om aldaer van de 5 specien Hoorngelt²⁾ en besaeyde mergen 't volle pont te betaelen) is ingetrocken en 't selfde op den ouden voet herstelt. Sullende de andere steden alnu, gelijk Arnhem en Harderwijk, volgens de ordonnantie op een egalen voet gehandelt worden en dus de drie andere niet meer geëximeert blijven³⁾. De redenen tot dese extraordinaire convocatie sijn de instantien van de heeren gedeputeerden die bij het tenteeren van de verpagtinge veel misnoegen bespeurt, dog geen pagters hebben konnen aentreffen.

Het is ons lief U.H.W.G. uijt eenen oord eens wat gewenst te mogen overbrieven, ons soo veel te aengenamer en voor anderen soo veel te schandelijker, die bij 't invoeren van dese rigoureuse en durven wij seggen ondraegelijke last alle haer vigeur geëmployeert hebben, alnu selfs moeten bekennen inpracticabel voor den man ten platten lande te sijn. Hoe een ijgelijk sijn conduite ook weder hier omtrent geweest is, sal U.H.W.G. door onpartijdige konnen ontwaer worden.

Wij wenschen alleen dat God de Heere alle middelen tot een volkomen kalmte verder wil segenen en aen S.H. en ministerije die ruimte geven om alles in de grond nae te gaen en een ijgelijk nae sijn merite te handelen.

Wij hoopen niet, dat U.H.W.G. ons qualijk nemen sal, dat wij van een saek (in schijn wel een van weijnig importantie) dog waer in U.H.W.G. mede voor sijn particulier geïnteresseert is⁴⁾, kennisse geven en waer van de rust van het quartier dependeeren.

2) Onder hoorngeld wordt oorspronkelijk verstaan een belasting op het aantal hoornbeesten dat iemand bezat. Later ook een zeker bedrag, dat de verkoper gewoon was te bedingen boven de koopprijs van een hoornbeest. Dit bedrag werd ook wel touwgeld genoemd. Zie Woordenboek Ned. Taal VI, kol. 1100.

3) Te Wageningen, Elburg en Hattem bleef afkoop dus verboden. Zie Bentinck II, nr. 374.

4) In verband met zijn bezit van het landgoed Doorwerth.