Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag, 23 juni 1748S.H. heeft, door de heer grave van Bentinck aen de heer burgemeester De Groot laeten betuijgen, dat hij ten hoogsten voldaen was met het gedrag so well van de heer De Groot selfs, als van de heer Groeninx in de tegenswoordige troubelen en dat so in het vervolg de ingeseetenen der stede Rotterdam het quaede voorbeeld haer door die van Haerlem en Leyden geset quaemen te volgen, het de twee bovengenoemden heeren in geenen deelen soude te wijten sijn. De voorgenoemde heeren werden versogt aen Van der Meer, Van der Kruyff, Loover en Van Oeveren en aen de geenen die met haer geageert hebben tot het alles stil te houden in de stadt, | |
[pagina 51]
| |
als een teeken van S.D.Hs. genoegen, te geeven, uijt S.Hs. naem elk hondert guldens voor de genoomene moeijte in deese saek; met ernstige aanmaening om allen devoiren aen te wenden om de goeden ingeseetenen te vermanen, van niets te doen, wat het ook mogte sijn, dat in de stadt eenige troubles soude konnen verwekken in de saek voor het land in het general en voor S.H. in het particulier seer naedeelig moet sijn. Want elk reedelijk mensch weet well, dat 's lands finantien geen oogenblik konnen stilstaen, sonder het uijterste gevaer voor de Republiek, die now de vijandt op haer frontieren, ja selfs in haer sterken voorsteden heeft en principalijk in een tijd dat de vreede nog de gewenschte bestendigheidt niet heeft bekomen en dat een loose en magtgierigen vijandt, die maer all te well geinformeert sijnde, dat door muijterij van het gemeen 's landts finantien gekrenkt ja selfs gedreigt worden, van ten eenenmael op te houden, seer well sal weeten tot naedeel van de Republiek sig van deese fatalen omstandigheeden te bedienen. Dat de troupes van de Republiek niet konnen betaelt werden, so 's landts inkomen stil staen, en dat die niet betaelt werdende ongetwijfelt uijt malkander souden rukken. Dat er middelen van redres moeten gevonden werden, is het S.H. met de graef van Bentinck en allen goeden regenten eens, maer sulks kan in geen korten tijdt geschieden: Plans van redres moeten eerst inkoomen en ingekoomen sijnde geexamineert werden om uijt de meenigte de beste te kiesen en sullen de ingeseetenen door troubelen te verwekken en weigerent blijvende van de teegenwoordigen imposten te betaelen, S.H. en de regeering van landt en steeden de kragt beneemen om met nutte iets goeds te doen. Dat het voorbeeld van Haerlem en Leijden verfoeijelijk is en dat de daer op gevolgden publicatienGa naar voetnoot2) van de steeden niet kunnen strekken als om de regenten te doen klein agten. Maer dat S.H. die verwagting heeft van de edelmoedigheidt en patriotischen ijver van de ingeseetenen van Rotterdam, dat sij haer niet sullen door sulken onordentelijkheeden doen kennen en liever aen anderen een voorbeeld geven van een eerlijke en een ingeseetenen van een vrije gemeene best betaemende gehoorsaemheidt. | |
[pagina 52]
| |
Deese tael door de goeden patriotten in de achterstraetjes en onder de ontrusten hoopen gepreekt meent men dat van effect soude konnen sijn, voorall, als men het gemeen kan doen begrijpen, dat door het contraire te doen, sij twee regenten, die sij van S.H. gevraegt en bekomen hebben en die voor haer vigileeren, souden in kleinachting brengen, so bij S.H., als bij anderen regenten. Dog dit het gewenschte effect niet sorteerdende so souden de heeren (a) (en sulks werdt haer door S.H. sterk aenbevoolen) de pagten door de stadt, voor het gemeene landt konnen laeten ontfangen tot dat er anderen schikkingen gemaekt werdenGa naar voetnoot3). Door dit middel sal niet alleen de odieusheidt van de pagters uijt de weeg genoomen werden, maer sal men ook konnen verseekert weesen, dat de door de gemeente betaelde penningen aen het landt koomen (b)Ga naar voetnoot*. So op de een of de andere tijdt eenigen van de ingeseetenen meende iets te proponeeren, waerop de twee heeren nog geen instructien hebben, so soude sij aen die persoonen kunnen belooven, dat sij direct na S.H. soude gaen, met sulken propositien en dat sij haer als eerlijken lieden kennis souden geeven van het antwoord, so sij wilde belooven so lang sig in rust te houden, totdat dit verrigt was om daerdoor aen die heeren het genoegen te geeven van aen S.H. te konnen betuijgen, dat de ingeseetenen van Rotterdam niet soeken door muijtmakerij de saeken te redresseeren. |
|