Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam, 20 juni 1748Voorige week heb ik de eere gehad te melden, dat te Haerlem een oproer was geweest en pagtershuijse geplunderd. Seedert is het selfde te Leiden geschied en ook in Den Haag, drie pagtershuijse geplunderd en omvergehaeld; de burgers sijn handgemeen geweest en met deegens en bajonetten, maer 't gemeen defferendeGa naar voetnoot2) sig met de messen en steenen. Eindelijk kreege de burgers permissie om te schieten en ses wierden er doodgeschote en ruijm twintig persoone gequest. Egter sijn se voortgegaen met plundere. Maer wat deed de melitie in Den Haag, soo veel en soo weinig als er is? Waerom wierd die niet gesonde tot secoers van de burgers en met ordre om 't gemeen te delogeeren en daeronder te schieten? Wat sal eindelijk van dit land worden? Als soo voortgaet, is geen mensch meer seecer. Geen pagte sijnde, wie sal dan de laste dragen? De gegoede luydens die sulle dan genoodsaekt sijn dit land te verlaete. Of men moet al de melitie maer affdanken, terwijl men in tijd van oorlog daer van slecht is bedient geworden, en in tijd van binnenlandse beroertens daer geen dienst van heeft, soo kan men dat geld ook wel menageren, en de schuld van 't land affbetalen en dan soude men 't gemeen kunnen ontlasten van de swaere lasten en leve dan maer op Gods genade. | |
[pagina 47]
| |
Mij word van goederhand versekerd, uijt Den Haag, dat men meend daer andre luijdensGa naar voetnoot3) onder speelen en niet alleen 't gemeene volk en dat men vreest nog erger sal worden, terwijl men wonderlijke resonnemente hoord. Herdenk eens, H.E.H., wat ik wel voorsegt heb, indien men soo halff blijfft en niet strafft, sooals men met La RoqueGa naar voetnoot4), CromstronGa naar voetnoot5) en andre had behooren te doen, wat eijndelijk van alles sal worden. En ik blijff nog van het selfde sentiment. Nog siet men dagelijks gebeure de vijanden en hun familien worde voortgeholpe en de oude vriende en de getrouwe daer siet men niet na om. Men heeft quade raedsluijdens en veele onbequame luijdens in dienst en allerhande vreemde worden geemploijeerd, in 't militaire en in de guardes, en boven de andre gesteld, die reets lang in dienst sijn geweest, dat groot ongenoege geeft, soo als U.H.Ed. selfs suld kunne begrijpe en meer andre saeke wegens de negotie en navigatie word niets geredresseerd. Ik schrijve dit met een goede intentie en hoop dit niet qualijk suld neemen en versoeke deese gelesen hebbende te verbrande. Ik hoop de accessieGa naar voetnoot6) van Spanje nu haest sal komen en bidde met een woord daervan verwittigd te worden. Nu de negotie met Vrankerijk vrij is, had men gehoopt dat er veel trek van graenen soude gekome hebbe, maer daer komen geen orders om te copen, omdat se reets wel voorsien sijn, uijt Engeland en Ierland en uijt de Oostzee, soodat in plaats dat de graenen hier in prijs soude monteeren, sijn de prijsen gedecemeerd en de Engelsche continueere onse scheepe op te brengen en rembourseere niets, volgens | |
[pagina 48]
| |
gedaene belofteGa naar voetnoot7). Monsieur RoussetGa naar voetnoot8) is voor commissarisse van 't hof in Den Haag gesiteerd geweest en ondervraegt wegens de bewuste aenspraek maer ik weet nog niet wat resolutie daer op genomen is. In deese stad is goddank alles gerust en schoon 't canaille groote drijgemente doen tegens de pagters, soo durvense niets onderneemen, om dat men alle precautie genome heeft en de meeste burger compagnieën in de waepenen sulle komen en die sulle daeronder vuuren dat het haegeld. 't Canaille in Den Haag, word mij soo gesegt, drijgen de viscael Van Wesele sijn huijs te plunderen en gecommitteerde raeden vervolgens en ook de heer Gilles en andre. Mijn God, wat sal hier langer van worden? |
|