Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendArnhem, 21 Febr. 1748.In gedienstig antwoord van Uw Hwgbrn.'s geeerde en seer aangenaame letteren, hebbe de eere met veel verpligting te seggen, dat de Oranje Vrij Compagnie sig seer stil is houdende, en mijns weetens sedert Uw Hwgb.'s vertrek van hier, geen haatelijke geschriften meer voor den dag sijn gekomen; hebbende wijders de Capitein van GoorGa naar voetnoot1) bij mij laten komen, die het selfde versekerd en belooft heeft van verder goede attentie op sijn volk te sullen neemen en sorg te draagen, dat onder haar geene onordentelijkheden nog het minste geschieden zal, dat bij sijne Doorlugtige Hoogheid en de Regering onaange- | |
[pagina 372]
| |
naam kan sijn. Dat de tegenpartij iets mogt ondernemen en sulks op haar reekening te setten, kan men niet voorkomen, gelijk meermaalen is gedaan, waar van een voornaam geval Uw Hwgbr. niet onbewust is, aangaande het inslaan van eenige glaazen, doen wij de eere hadden van sijne Doorlugtige Hoogheid te gaan opwagten, dat doenmaals twee gecommitteerden aan den Heer Burgemeester EckGa naar voetnoot2) sijn gesonden en aldaar verklaarde, dat de geheele Compagnie met eede konde uyt sweeren van direct nog indirect geen deel daar aan te hebben en in tegendeel de Compagnie haar dienst heeft aangeboden tegens sulke hostiliteiten op order van de Magistraat te willen waaken. En sij ten dien eynden so wel bij nagt als dag bereidwillig waaren, welk geval gemelde Heer Burgemeester als in haare kraem niet dienende onaangeroerd in sijne Commissie sal hebben agter gelaten. Belangende de versen, daer van is de tegenpartij ook niet te verontschuldigen en wel in het geval de eerste geweest, waar onder sijn die niet alleen de Oranje Compagnie maar ook de goede geintentioneerde riddermatigen Persoonen op een infaame wijze afschilderen als Uw Hwgbrn. bekent is. De handelwijze die men hier nog in het werk steld om de goede luiden een vlek aan te wrijven, is onbeschrijffelijk, om daer (lees: door) uytgezondene - - als men klaar kan bespeuren - - kleine querellen te maken en haer in beweging te doen komen, om die in het breede bij sijn Hoogheid uyt te meeten, sijnde intrigen, daar men nog op werkt om haar haatelijk te doen sijn. Dat de Compagnie de Magestraat heel dwars in de maag sal leggen, kan men heel ligt begrijpen, als oorsaak sijnde, dat men aan den Heer Erfstadhouder heeft moeten overgeven daar men niet goetwillig toe wilde komen, en derhalven alles sullen oprapen wat tot haere vernietiging maar eenigsints kan dienen; versoekende daarom Uw Hwgbr. seer vrindelijke voorkomen en so veel mogelijk te bewerken het sijn Hoogheyd behaagen mogte de Compagnie ter gedagtenisse van haare braafheid in staat mag blijven, ten eynde om niet alleen in vreugde- | |
[pagina 373]
| |
gevallen, ter eere van den Heren Erfstadhouder te mogen optrekken, maar ook in tijden van noot ten welsijn van de Landen sijn Hoogheyds beveelen te gehoorsamen. Het sou mij smerte de Compagnie weer tot haar eerste weezen keerden, daar mijn devoir so veel toe hebben aangewent om haar staande te houden en wel voornamentlijk, toen de magistraat het garnisoen tot haar dispositie hadden, daar de luyden dat inquiet maakte en niet wisten wat het beste te sullen doen. Wijders houde mij bij voorkomende gelegenheid met den Capitein in de gunste en het goet aandenken van sijne doorlugtige Hoogheid, den Heere graave van Bentinck en alle brave patriotten sonder Uw Hwgeb. en den Heere van Ressen uyt te sluiten ten hoogsten gerecomandeert...... |
|