Zutphen, 19 Febr. 1748.
(Zendt ‘een exemplaar van de conventie tussen de burgerie en de Magistraat van Zutphen in den jare 1705 opgericht’).....
Eindelyck vinde mijn verplight hier bij te voegen, dat ik alleen over de tijdt, in welke die in mijn laeste brieff vermelte hutte, gesettet is, ben geabuseert geworden, als zijnde deselve niet onlanghs, maer voor 6, 7 of langer jaaren reets geset geweest, in voegen als in mijn vorige vermelt is. De redenen van dat abuis bestaen daerin, dat van dat geval soo min als van andere saaken, door dien Groten Heer voor desen uijtgeright, hier niemant heeft willen spreken en daerom is mijn dat singuliere geval onbekent geweest.