Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendHoorn, 12 Febr. 1748.Hoogedele Welgebooren Heer, Mijne eerbiedigste laatsten aen U hoog Ed. Welgeb. was den 27. Jan., met de welke de eere had van het voorgevallene den regeering deser stadt betreffende, aen U hoog Ed. Welgeb. kennisse te geven. Nu is deese morge mijn neef Mr. Joan Christian van de Blocquerij alhier tot Raadt in vroedschap geëligeert, en Mr. Herman Berkhout | |
[pagina 369]
| |
is benoemt om aen sijn Hoogheyt wegens dese stadt tot bekleedinge van het Schoutampt gepresenteert te worden. Eenige van de oudste heeren van onse vroedschap hebben mijn geoffereert het commissariaet van de pilotage, dat meede door 't overlijden van mijn oom vaçeert, dog ik heb daer op geantwoort, dat ik hadde gesien, dat dit ampt voorheen door een van de oudste heeren van deese regeering was bekleet geworden, ik het selve nu niet soude pretenderen, indien een voorsittend heer daer om sprack, en dus is 't selve ampt aen den heer Akerlaken, die dat vraagde en nu de oudste zijnde, opgedragen. Ik meene dat men op die wijse het beste de ordre en vrindschap onder de leden van deese stadsregeering kan onderhouden. Verscheyde van onse jongste raden vinden sig in mijne houding omtrent de regeering seer bedrogen; sij meende dat ik de gunste van sijn Hoogheijt en de vriendschap en protectie van U HoogEd. Welgeb. soude misbruijken om mijn van mijne haters te revengeren, dog sulcks is iets seer contrarie aen mijne manier van denken, zijnde het mijn veel grooter satisfactie, dat ik occasie mag aentreffen om met vrindelijkheden te beantworden, die mijn veel tort en rudesses hebben aengedaen. De regering van deese Stadt heeft meede den heer van Akerlaken benoemt om tegen May aenstaande sessie te nemen in 't Collegie van Gecommitteerde Raden van dit quartier, en met betuijging van leetweesen over het ongelijk mijn voor heen aengedaan hebben sij mijn beneffens de heeren CarbasiusGa naar voetnoot1), de Vrij en de Vries het burgemeester ampt geoffereert om mijn niet verder te rug te setten in den rang van burgermeesteren. Dit hebbe ik onder U HoogE. Welgeb. gunstige abprobatie geaccepteert tot in May toe, als wanneer mijne commissie bij haar Hoog Mogende begint, sullende als dan door een lidt dat mijn volgt in de vroedschap in het burgemeesterschap vervangen worden. | |
[pagina 370]
| |
Dus is deeses Stads regering geschickt om tegen Paasche te veranderen. De gunste van sijne Hoogheyt, en de vriendelijke toegenegentheijt, die U HoogEd. Welgeb. mijn heeft gelieve te betoonen, is de eenige reden waar door ik in staat gestelt ben om daar so veel directie in te hebben, dat ik meene niemandt reden heeft van sig te beklagen, dat ergens in soude wesen geprejudicieert. Ik hebbe heden de eere ook aen Sijne Hoogheijt hier van kennisse te geven onder couvert van de heer de Back. |
|