Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendArnhem, 23 Jan. 1748.Schon ick vaststelle dat onze Heeren, die weer van hier in den Haegh geretourneert zijn, aen U Hwgbrn. ampel sullen vertelt hebben alle het geene hier voorgevallen is en dat door mij niet overgebrieft is en door de Heeren YerstGa naar voetnoot1) en BentinckGa naar voetnoot2) ook vergeeten moghte weezen, soo vinde mij noghtans verplight ter kennisse van U Hwgbrn. te brengen dat den G(rooten) H(eer)Ga naar voetnoot3) oorsaeck is, dat de commissie 8 daegen laeter in den Haegh sal koomen, als de Hr. Borghgraef nevens mijn en andre wel geintentionneerden om er de gratie niet van te neemen gaern gesien hadden, en waer op seer geinsteert hebben sonder te kunnen reusseerenGa naar voetnoot4)! Waer van het but apparent is, dat dien Heer en de Heeren der steeden van Veluwen - - die ten recesse | |
[pagina 357]
| |
hebben doen insereeren, dat sij aen haer voorbehielden om haer met eerbiedige remonstrantien over het geene tans aen sijn Drl. Hoogheijt quaemen over te geeven, te mogen adresseeren - - tijd hebben gesoght om sodaene remonstrantien op te stellen. Het geene susspicieere, om dat geinformeert worde, dat sij voor het scheyden der vergaederinge de hoofden tellekens bij malkander hebben gestoocken en het met luysteren seer druck hadden, sonder tot nogh toe te kunnen ontdecken, waer toe sulx soude tenteeren, ten waere dat sij voor moghten hebben over deese drie pointen eenige remonstrantien en versoecken aen sijn Drl. Hoogheijt te doen, als 1o dat de magistraeten ad vitam moghten blijven en niet voor drie jaerenGa naar voetnoot1) en 2o dat het getal dat er tans in sommige steeden boven het bij het reglement van 1675 vastgestelde getal is, soude gelaeten worden en dan tertio dat sij en haere Borgeren moghten behouden het reght van jaght. Drie pointen die alle veel reflexie meeriteeren, en waer van het eerste behalven dat het der goede Borgers en ingeseetenen, die goet en bloet voor het intresse van sijn Drl. Hoogheyt gaern sullen waegen, niet sou behaegen, terwijl sij dan souden gevoelen, dat sij het intres van sijn Hoogheyt behartight hebben, soo als daer reeds al een begin van gemaeckt is met het billetteeren van 6 doortreckende soldaeten aen een huys van een backer, die de goede saeck is toegedaen geweest en bij welke occasie selfs niet ontsien heeft aen de vrouw, die vertoonde dat sij reets 3 Hessen had en der geene meer bargen konde, te seggen, dat men se alle die voor de Prins en teegens de Magistraet geweest waeren, soo soude handelen; waer uit de onmensheyt klaer ontdeckt kan worden, soo soude dit nae mijn geringh oordeel selfs nae- | |
[pagina 358]
| |
deeligh voor sijn Drl. Hoogheyt's eygen belangen en het intres van het gemeen kunnen zijn, terwijl sij ad vitam sittende haer in alles opposeeren kunnen, dat sijn Drl. Hoogheyt soude nootsaeckelijk achten soo voor de belangens van het gemeen als van sijn Drl. huys, daer sij maer triannael zijnde uyt vreese altoos de belangens van sijn Drl. Hoogh. sullen toegedaen blijven. Op het tweede point kunnen deselve reflexien dienen behalve nogh eenige anderen die in het blaeuw boeckjen geintituleert drie echte uyttrecksels van drie brieven of gebeurtenis der Stad NijmeegenGa naar voetnoot1) etc. pag. 13 nader te vinden zijn, het geene de Burgers seer tegen staedt. Het darde point souden de welgeintentioneerde jonckers niet gaern sien, dat haer geaccordeert wiert, en is selfs tot naedeel van veele borgerfamilien, die om het plaisier der jaght haere ambachten en neringen niet alleen tot verval van haere vrouwen en kinders negligeeren, maer oock dickwijls daer door tot débauche vervallen. Deese gissingenGa naar voetnoot2) door eenige welgeintentioneerde jonckers van Veluwen gemaeckt zijnde, ben ick versoght die tot U Hwgbrn. kennisse te brengen met onse consideratien daer bij, hoopende dat U Hwgbrn, sulx niet qualijck sult neemen, maer daer van gebruyck maeckende prevenieren dat sijn Drl. Hoog. door geen plausibele reedenen, daer het niet aen mankeeren sal, sigh al te schielijck zij in het accordeeren van het eene of andere. (Uit de hoop, dat Z.H. hem ten goede zal houden, dat hij wegens dringende familie-aangelegenheden niet zoo spoedig naar Den Haag kan komen om zijn compliment te maken, als hij wel zou wenschen en eindigt met zich en zijn familie, benevens mijn ‘ongeluckigen broeder’ in U HW-geb. gunst en vriendschap aan te bevelen.) | |
[pagina 359]
| |
het voorval met de Ridderschap en de Heeren. De Heeren Swartrokken haare vrienden heb ik onder een glaasje wijn malkanderen hooren verseekeren, dat sijn Hoogheid haar weder zal laaten regeeren, want nergens eenige verandering gemaakt heeft, en dat zij alsdan de burgers het betaalt zullen zetten en nu nog niet laaten als gelegentheid hebben. De Burgemeester Vos heeft als president van 't Quartier, in het Quartier van Nimegen voorgebragt, doen het Erfstadhouderschap gereguleert was, omme weegens het Quartier, so niet van de provintie konde doorgaan, aan de Heer de BackGa naar voetnoot1) te geeven een tractement jaarlicks, en aan de Lijfmedicus van sijn Hoogheyt, de Professor Winter, welke met zijn nigt getrouwt is, ook een tractement, waar uyt klaar blijkt dat zij die twee Heeren voor haar Patroonen hebben en sij deselve zo zoeken te behandelen dat niets voor niet doen, so als zij gewent zijn te doen, als daar voor trekkende, en wijl zij niet gaarn een stuyver uijt tellen, zoude het door het landt betaalt worden. Hetwelk door de stad van Thiel en Ridderschap is afgeslaagen, maar met Bommel waaren zij het eens. Hebbe(n) dog so veel er uyt gehaalt, dat, als de Commissie aan sijn Hoogheyd de acte heeft overgeleevert als ErfstadhouderGa naar voetnoot2), dat als dan aan de Heer de Back zal gegeeven worden twee stukvaaten Rinse wijn, die oud is. Wijl nu de Heer van BenthemGa naar voetnoot3) en HulseGa naar voetnoot4) in den Haag zijn, die kunnen het aan de Heer Fagel bekent maaken, want die daar bij zijn geweest en het gehoort hebben. Ingeval de Prins soude kunnen goed vinden de regeering so te laaten, zo moet de Hr. BoukensGa naar voetnoot5) daar uijt, want teegens de tien Artice- | |
[pagina 360]
| |
len van KeurGa naar voetnoot1) er in is gekomen, want hij swager van Marcus was en saamen in de gemeente saatenGa naar voetnoot2), het welk konde sijn, om dat als doen er in waaren eerst swagers wierden, maar swagers zijnde mogen niet uyt de gemeente in de regeering koomen, want geen swager van een gemeensman in de regeering mag komen, nog van een regent in de gemeente, maar hebben alles gedaan, wat goed oordeelden, wijl de meerderheid hadden en per force deeden. Daarenboven hebben de soon van Van de SandtGa naar voetnoot3) in de gemeente gebragt en zijn oom Vos is Burgemeester, het welk zij nog te voren hebben willen doen, als het zelfs afgestorven was en hier de moeder nog leeft (? sic). De regeering hier is maar voor drie jaaren en tot Bommel, maar te Thiel alle jaar. Nu heeft Koning Willem twee Heeren gezonden, en liet de magistraat eenige van de oude continueeren en nieuwe aanstellen, dat het getal op twintig was. Maar naa mijn begrip op sestien het beste is, want hier so veel fatsoenlijke luijden niet woonen. Als nu oordeelt eenige papieren te moeten hebben, zal deselve oversenden, maar dient mij te schrijven, wat voor soorte dient dat het voor mij ondoenlijk is om convaincante preuves magtig te worden, want hebbe geen acces tot papieren op het Stadhuys, waar uijt het soude blijken. Sal evenwel eens onder de hand sien, of ergens copie van kan krijgen, maar spreekt eens met De BeyerGa naar voetnoot4), want die daar nog meer in soude doen als Benthem. Hij is gelogeert bij Fabri op de Nieuwstraat. Gelove het beste | |
[pagina 361]
| |
zal zijn, zo het mogelijk is zal buyten dien daar op leggen om iets te bekomen. Gelieft mijne brieven te verbranden, want nergens meer goed te zijn, als den inhoud weetGa naar voetnoot1). |
|