Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendArnhem, 23 Juni 1747.......Dat het te Nymegen rumor in casa is geweest, heb ik ook gehoort, en hetgeen ik er van vernomen heb, sal ik de eer hebben UExce. te melden. In de gepasseerde week is het Quartierdag geweest en bij die gelegentheid moest er gedisponeert worden over een vacante ontfangers plaets. Hier toe was gedespicieert een minder jarigen soon van den Burgemr. Swaen, gelijck den vorigen Ontfanger mede een soon van voors. Burgermr. is ge- | |
[pagina 270]
| |
weest en minorennis tot het gemelte emploi gepromoveert. De Heer Swaen, als tans factotum van Nymegen zijnde, had geen gedagte, dat den voorslag van die stad swarigheid zoude lijden; dog by occasie van syn sollicitatie vond sulks ombrage by den jongen Heer van LyndenGa naar voetnoot1), met verclaring, dat in deese tijden 's Lands penninge niet wel aen kinderen konde werden toe betrauwt. Den Heer van Ressen en de beide Heeren Tengnagels sijn mede van dat sentiment geweest, so dat bij de begeving de vier gemte. Heren hebben geprotesteert, maer dien onvermindert, nadat de Hrn. van Tiel en Bommel op zeekere wijse is genoegen gegeven, so is de zaack geconcludeert, en de protestanten hebben verclaert haer beswaer ten desen opzigte te zullen brengen ter deliberatie en decisie van sijn Hoogheid. En dit is al het gene mij bewust is ................. |