Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië
(1914-1917)–Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman– Auteursrecht onbekendX. | |
Xenarthra.Deze zoölogisch belangrijke Orde van Mammalia omvat dieren van zeer verschillend uiterlijk, die op het eerste gezicht door een leek zeker niet als verwanten worden aangezien. Toch hebben (vooral palaeontologische) onderzoekingen in den laatsten tijd aan het licht gebracht, dat Luiaards, Miereneters, Gordeldieren e.d. verwantschap vertoonen en door fossiele vormen onderling verbonden zijn. Vooreerst bezitten zij een merkwaardigheid in het skelet, n.l. dat de borst-en lendewervels door bijzondere, bij andere Zoogdieren niet voorkomende, uitsteeksels geledend verbonden zijn; hieraan heeft de Orde haar naam te danken. In de tweede plaats hebben zij een eenvoudig gebit; de tanden kunnen zelfs geheel ontbreken. Zijn zij aanwezig, dan vertoonen zij onderling weinig verschil, terwijl iedere tand het harde, beschuttende glazuur mist en zgn. wortelloos is, d.w.z. gedurende het geheele leven blijft groeien, naarmate de kauwvlakte afslijt. Tandwisseling is zeer gebrekkig; in sommige gevallen wisselen de tanden in het geheel niet. De huid is nu eens sterk behaard, dan weder zijn nauwelijks haren aanwezig, en men vindt dan hoornschubben, soms gepaard met huidverbeeningen. De vingers zijn voorzien van klauwnagels, die somtijds buitengewoon krachtig zijn. Zoowel fossiele als recente Xenarthra zijn tot de N. Wereld beperkt. Men verdeelt de Xenarthra in drie Families. 1o Bradypodidae of Luiaards; sterk behaarde op boomen huizende en van bladeren levende dieren: Choloepus (zie aldaar), Bradypus (zie aldaar). 2o Myrmecophagidae of Miereneters; eveneens sterk behaard; lange dunne snuit zonder tanden: Myrmecophaga (zie aldaar), Tamandua (zie aldaar), Cycloturus (zie aldaar). 3o. Dasypodidae of Gordeldieren; meestal uiterst gering behaard, maar daarentegen voorzien van een beenig huidpantser. Dit pantser ligt als een gordel om het lichaam; vandaar de naam. Hot bestaat uit grootere en kleinere door de lederhuid gevormde beenplaten. De schouder- en bekkenstreek is in den regel bedekt met groote gewelfde, vergroeide platen (vóór- en achterpantser) terwijl tusschen deze een aantal bewegelijke beenringen voorkomen. Hierdoor wordt het mo- | |
[pagina 754]
| |
gelijk, dat niettegenstaande het harde pantser de dieren zich soms vrij sterk kunnen oprollen. Terwijl deze beenplaten in de lederheid liggen, wordt de uitwendige huid-bedekking gevormd door hoornschubben, in en door de opperheid (epidermis) gevormd. De buikzijde is zonder beenplaten en in meerdere of mindere mate behaard. De pooten zijn voorzien van stevige klauwen. Meestal heeft de derde en vierde vinger van den voorpoot buitengewoon ontwikkelde klauw-nagels, waardoor de dieren zich snel in den grond kunnen ingraven. Er schijnen in Suriname minstens vijf soorten van Gordeldieren voor te komen, die tot de volgende geslachten worden gebracht: Dasypus, Xenurus, Priodontes en Tatusia (zie op deze woorden). De algemeene naam van Gordeldier is in Suriname Schildvarken of Kapassi, in Cayenne Tatou.
G.C.J.V. | |
Xenurus.Geslacht van Gordeldieren (zie XENARTHRA). X. unicinctus wordt door de Karaïben Katoeberoe genoemd. Het dier wordt een voet lang en schijnt zeldzaam. In iedere kaakhelft 8-9 tanden. Tusschen voor- en achterpantser 12-13 bewegelijke ringen. Staart veel korter dan de rest van het lichaam, weinig beschubd. | |
Xerophytenzijn planten, die alle eigenschappen bezitten welke haar geschikt maken te groeien op plaatsen, waar weinig water voorradig, of het opnemen van water moeilijk is; die eigenschappen zijn o.a. leerachtige bladeren, dichte beharing, lage groei, spoedig verhouten van stengels, omkrullen van bladeren. Vele savanneplanten zijn xerophyten. | |
Xiphias gladius.L., Zwaardvisch. Balaoe, Pap. Fam. Xiphiidae. Verspreiding: beide kusten van den Atlantischen Oceaan, het overvloedigst tusschen Cuba en kaap Breton. Tamelijk algemeen in Zuid-Europa, ook wel in den Stillen Oceaan gevonden. Wordt veel gevischt in den Atl. Oceaan. De bovenkaak is in den vorm van een zwaard verlengd. De rugvin is lang, bij de jongen doorloopend, bij de ouderen doorgaans in tweeën verdeeld. Ook de aarsvin is bij de volwassen dieren verdeeld. De staartsteel heeft een sterke kiel. De staartvin is bij de volwassen dieren sterk gevorkt. Buikvinnen en schubben ontbreken. De kleur is van boven donker metaalachtig purper, van onderen dof. Het zwaard is van boven donker, van onderen licht. De vinnen zijn donker met zilveren schijn. Het zijn zeer groote visschen, die 300 tot 400 pond kunnen wegen. Het vleesch is rood, voortreffelijk van smaak, als voedsel geschat. De zeer jongen verschillen veel van de volwassenen. Hun vinnen zijn hoog, beide kaken verlengd en de kop met lange stekels gewapend. | |
Xylopia frutescensAubl. Fam. Anonaceae. Pegrekoe, n.e. Een sierlijke boom, met pyramidevormige kroon, en kleine, smalle blaadjes. De fijngestampte zaden, op spiritus getrokken, worden uitwendig tegen rheumatiek gebruikt. De takken doen wel eens dienst als kerstboompje. Het hout wordt veel voor daksparren gebruikt. |
|