Kermis-tafreeltjes, in geëtste kunstplaatjes, op boert- en ernstigen dichttrant beschreven, tot nut en vermaak voor kinderen van allerlei ouderdom(1810)–C.F. Bendorp– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina t.o. 19] [p. t.o. 19] DE GOCHELAAR. [pagina 19] [p. 19] De gochelaar. Ziet hier het wonder onzer dagen; Zoo was het nimmer nog te zien! Wie lammert of van gussum zagen, Die zagen niets met al, goelien, Vuurkolen te eten, rook te blazen, Is hier het werk slechts van hansworst. Dat moet thans niemand meer verbazen; Dees drinkt heet water voor den dorst. Maar treedt toch binnen, treedt toch binnen: Terstond vangt mirandoli aan! Het Avondspel zal straks beginnen. Hij doet dat niemand heeft gedaan. Met kaarten speelt hij, en met bekers; Dat is, als Gochelaar, zijn vak: Keisteenenkaauwers, IJzerbrekers, Hij doet als gij, op zijn gemak. Daar wordt een gouden ring herschapen Eerst in een rat, dan in een pruik; [pagina 20] [p. 20] Een Bremer staat er bij te gapen, En krijgt een zwaard dwars door zijn buik. Geen nood! hij is al weer genezen! Een juffer, die haar neusje snuit, Gevoelt iets kriewlen; wat zal 't wezen? Ziedaar, er komt een kikvorsch uit. Hij doet al wat hij wil verdwijnen, Tot zelfs de specie uit uw buil, En weer, wat elk verlangt, verschijnen, Een Chinaasäppel, of een uil, Of wat er iemand mogt begeren; En, echter, 't is geen toverij: Met hokus bokus pas te leren Brengt gij het ligt zoo ver als hij. Of dan een Boer het niet kan vatten, Ja soms een Steêman staat en suft; Vernuft verschaft ons eer en schatten, Geen beter lijfrent dan vernuft. Maar schrander moet men zijn, en handig; Dat komt in elk bedrijf te pas, En de oude crito zei, verstandig: ‘De Wereld is een Gocheltas.’ Vorige Volgende