Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
roem en lof Doen opwaarts dringen, Om uwe gunst en
waarheid t' zaam, Uw' grooten naam En woord ter eere.
Wanneer ik riep verhoorde gy, En sterkte my Inwendig,
Heere!
| |
Honderd-agt-en-dertigste PSALM; voor Instrumenten. | |
[pagina 390]
| |
Psalm CXXXVIII.1.
Ik zal uw' lof uit 's herten grond
Den Goôn in 't rond
Met Psalmen zińgen,
My buigen na uw heilig hof,
Uw' roem en lof
Doen opwaarts dringen,
Om uwe gunst en waarheid t' zaam,
Uw' grooten naam
En woord ter eere.
Wanneer ik riep verhoorde gy,
En sterkte my
Inwendig, Heere!
2.
Al 't vorstendom der aarde zal,
God boven al!
Uw' lof uitgalmen,
Zal, als 't uw' réden heeft verstaan,
Van 's Heeren paên,
Lofzingend', psalmen.
Gods eer is groot voor ieders oog;
De Heere is hoog,
Maar ziet daarnéven
De laagen aan; hy ziet omher
En kent van ver
Die zyn verhéven.
3.
Als ik door angsten gaa, gy, Heer!
Verkwikt my weêr;
En teegen 't woeden
Myns vyands strekt uw' regterhand
Aan allen kant
Om my te hoeden.
| |
[pagina 391]
| |
God zal 't voor my voldoen ten end':
Uw' goedheid kent
Noch paal noch perken;
Verslap doch niet, verlies geen' moed,
Om 't geen gy doet
Vol uit te werken.
|
|