Proeven voor het verstand, den smaak en het hart(1790)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] Het onweeder. 'k Zat eenzaam in een boschje - In een priëel van roosjes - 'k Genoot daar zaligheid: 'k Ontweek de zonnestraalen, Die 't aardrijk deeden zwoegen - Hoe ruim genoot mijn hart! Ik zat daar - en - was zalig - Maar wierd veel eedler zalig, Toen mijn Lizette kwam, Zij plaatst zig aan mijn zijde Ik wierd gevoel - verrukking - Geboeid door 't edelst heil. Wij strengelde onze handjes - (En dit - dit was vrij zichtbaar) Maar een onzienb're hand Knelde onze harten zaamen, Door 't staal der zuivre liefde; 't Welk zichtbaar was voor God. [pagina 175] [p. 175] Zo zaaten wij - en smaakten Uit bronnen van de wellust, Het zuiverst liefdevocht: Dan... ach die vreugd wierd droefheid - De zon onttrok zijn straalen Den schoot van het Heeläl. Een wolkenheir trok zaamen - Vertoonde 't zwart der naarheid; En 't westewindje zweeg. De vrees beving Lizette - Heur trillend hartje klopte, Op 't zien der donkerheid. Het zaligst bosch wierd ak'lig: Hoe treurig was de stilte, Daar mensch en vee in lag! Mijn hemelsch meisje sprak niet - Mijn tong kon zelfs niet staamlen - Wij ijlden uit het Bosch. Toen schoot door 't zwart der wolken - Door schrikbre donderwolken Een gloênde bliksemstraal: De donder loeide en brulde: De schepping, vol verbaasdbeid, Verloor zig in zig zelf. [pagina 176] [p. 176] Lizette zeeg ter neder, - Een traan, vol van aanbidding, Zond zij ten Hemel op: Ook ik zonk aan heur voeten; Wij baden - smeekten zaamen De Godheid met één traan. Hoe goed is niet de Schepper! - Hij hoorde zielsgebeeden: De lucht wierd helderheid: De donder rolde statig Naar zijn bestemming heenen, Op 't wenken van Gods wil. Ik dankte, met Lizette, Voor 't oog der gansche schepping, Dien Oppertroonmonarch: - Wij traaden weêr in 't boschje - Bewonderde zijne almacht, Maar... stamelden zijn lof.... Vorige Volgende