Proeven voor het verstand, den smaak en het hart(1790)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] Aan Chloe. Zoude ik u vergeeten, Chloë? - Neen! voor u slaat nog dit hart! - o! Mijn liefde is zuiv're liefde, Die 't geweld van 't noodlot tart. Rukt men, wellust van mijn leven, U naar and're streeken heen, - Sleepen mijne lente - jaaren, Zonder u in droefheid keen? Hoor ik niet van uwe lippen, 't Schoone van de waare deugd? Smaak ik niet op uwe lippen Vreugd, gelijk der eng'len vreugd? Zal ik nooit uw' zachten boezem Voelen zwoegen aan mijn hart; Daar gij, staamrend: ik ben de uwe! Mij drukt aan uw kloppend hart? [pagina 166] [p. 166] Echter zal mijn hart u minnen; Minnen? - tot in de eeuwigheid, - God, de bron der waare Liefde, Schonk haar ook zijne eeuwigheid. Is mij, Chloë, deeze waereld Nu een huilende woestijn, O! daar komt een and're waereld, - Daar zult gij de mijne zijn. - Daar zal wel een traantje vloeijen, Maar een traantje zijn van vreugd, Als wij zien, hoe zelfs de Godheid, Zig in zuiv're min verheugt. Welk een vreugd! - de God der Liefde Chloë, is ook onze God. Welk een vreugd! - de God der Liefde Blijft voor eeuwig onze God! 1784. Vorige Volgende