Nog een anecdote.
In een der grootste steden van Holland, was een arme weduwe met drie kinderen, die, in den harden winter der jaaren 1783. - en 84, alles leedt, wat de droevigste Armoede lijden kan. Dagelijks klaagde zij, ten aanhoren van heure kinderen, over haren rampzaligen toestand - over haar gebrek aan voedzel en dekzel. - Eens, daar zij met twee van hare kinderen, haar ongeluk zat te beweenen, hoort zij, op een zoldertje, regt boven haar, een ongewoon gestommel: - zij gaat ijlings naar boven - en vindt - haar oudsten zoon - een kind van tien jaaren in een' strop, met den dood worstelen! - IJlings rukte de moederlijke tederheid den strop aan stukken - de zwijmende jongeling kwam weder bij zich zelven. - ‘Waarom deedt gij dit, mijn kind?’ - Als ik weg was, mijn lieve moeder! zoudt ge misschien broods genoeg hebben voor u, en voor mijn twee broertjes! - [h]ierom heb ik het gedaan, moeder! - Dit was het antwoord. - De huichelaar verdoeme dit kind! - de menschenvriend zal het zegenen!