| |
| |
| |
Over dagboeken.
Toen ik, voor een paar jaren, het zo beroemd Geheim Dagboek van den beminnenswaardigen Lavater las, vielen mij van tijd tot tijd gedachten in, dit soort van geschriften aangaande, die ik, om dat zij groten schijn van waarheid hebben, en zekerlijk eenigszins nuttig konnen zijn, ten ruuwsten opschreef, en waar van ik thands kortlijk ga verslag doen. -
Indien er iets dienen moet, om onze vorderingen mooglijk te maken in de studie der zelf kennis, dan is het de bepaalde gewoonte, om het hoofdzaaklijke van onze gedachten, neigingen, driften, gesprekken, bevindingen, en handelingen, bij iedere gelegenheid op het papier te stellen; met die getrouwe oprechtheid, welke wij aan de waarheid en ons zelven verschuldigd zijn. - De mensch is uit den aart genegen met niemand onoplettender, dan met zich zelven om te gaan - hij komt bijkans nimmer, althands niet dan voor drie oogenblikken, tot zich zelven te rug; hij heeft eenen toevloed van gewaarwordingen, die zeer aangelegen zijn, tot de beschouwing en bestuuring van zijnen eigen persoon, maar hij laat dezelve doorslippen, en vergeet ze, met de gelegenheid, die hij hadt, om daarvan een leerzaam gebruik te maken. - Hij leeft als in eenen droom voord, en meestal gaat hij uit de
| |
| |
waereld, zonder van eenig ding minder bewust te zijn, dan, van het geen hij is, en niet is, kan en niet kan, wil en niet wil. -
Het is dit ongemak, welk, als een nasleep onzer verzwakte veerkracht, door kunstmiddelen eenigszins moet vergoed worden; want, wat is de sterveling, die vreemd is in zijnen eigen boezem? - hoe kent hij zijne waerde? - hoe zijne behoeften? - hoe de plaatzen, daar hij gevaar loopt, zich door eigen ballast te verdelgen? - hoe de voorwerpen, die, als een vergif, zijne driften doen gisten, en hem alzius ongelukkig maken? - hoe zijne ware belangen, als mensch, burger en Christen? en wat middel blijft er voor hem overig, om, met eenigen voorspoed, aan de verbetering van zijn verstand of hart te arbeiden -
Het Dagboek verplicht ons gedurig een wakend oog te hebben op onze in- en uitwendige bewegingen; met de pen in de hand, om van elke bevinding rekenschap aan ons zelven te geven, ontsnapt ons zelfs geene kleinigheid, die merkwaerdig is - de geringste trek van onkunde of zedelijke bedorvenheid - de eerste opwelling van eene smeulende drift - een achtloos woord, dat van de tong slipt - word eene stof voor onze opzetlijke overdenking; de stem des gewetens wordt gehoord - en het papier bewaart de vruchtbaarste uitkomst van ons onderzoek - hoe veel meer denken wij geheele daden, gevestigde neigingen, woedende opstuivingen, grote omstandigheden, in al hunnen aart en belang door! -
| |
| |
Even zeer oplettende is de Dagboekschrijver om zich zelven van zijne goede zijde te leeren kennen; hij weegt naauwkeurig af alle de vorderingen, die hij maakt in wijsheid en deugd - hij toetst zijne denkbeelden, gevoelens, en daden aan een zuiver voorschrift; leert iedere kennis en plichtoefening op den rechten prijs stellen, en zijn papier wordt het aantekenboek van alle die winsten en voordelen, welker inzameling zijne ziel veredelt, welker genieting de eenige zaligheid zijn kan, in een maatschappij van stervelingen, waarvan dwaasheid en zedenloosheid de algemeenste hoedanigheden zijn.
Uit het eene en andere ontstaat, met verloop van tijd, een min of meer volledig zamenstel van wezenlijke bevindingen en aanmerkingen, omtrent zich zelven, die, aan 't geheugen toevertrouwd, meestal zouden zijn verloren geraakt, althands van hunne preciesheid ontdaan, daar zij nu, door de geschrevene letter bewaard, een zeker geheel uitmaken, welks ruwe omtrekken den persoon des Schrijvers aan hem zelve vertegenwoordigen in zulk eene wisselvallige gedaante, als zijne ziel van tijd tot tijd aannam, en waaruit hij met gemak zekere hoofdkundigheden, en grondlessen kan afleiden, ter beschouwing en bestuuring van zich zelven.
Houden wij zulk een geregelde orde van aantekening omtrent ons zelven, wij hebben gedurig gelegenheid ons bestaan en gedrag van voorgaande tijden te overzien, met het tegenwoordige te vergelijken, daarover aanmerkingen te maken, bij plechtiger gelegenheden een algemeen slot onzer rekeninge optemaken, nuttige
| |
| |
maatregulen te nemen voor het toekomend tijdvak, en zulke aandoeningen in ons te verwekken, die, behalven haare edelheid van aart, ons rechtmatiger omtrent het opperwezen konnen doen verkeeren.
Nimmer zal derhalven iemand zijne medeburgeren genoegzaam, althands nimmer, te veel, hebben aangespoord, om zich de moeite en oplettenheid, welken het houden eens Dagboeks over zich zelven vereischt, te laten welgevallen - nimmer zal deze gewoonte, hoc zeer ook door zommigen geroemd, en door anderen geoefend, algemeen genoeg worden door gehouden; en het is er zo ver af, dat ik mij ten hekelaar derzelve zoude willen opwerpen, dat ik in tegendeel des heeren Lavaters Geheim Dagboek wenschte gezuiverd te zien van die gebreken, zonder welke men het met meer vrucht en ingang aan onzen Landgenoot zoude voorstellen als een stuk dat navolging verdient.
Bij het zien van dit opschrift: J.C. Layaters geheim Dagboek, moet iemand, onverwacht getroffen worden van eene gedachte, die ik niet ontveinzen kan gevoed te hebben toen ik het las; waarom zal men een Dagboek geheim blijven noemen, het geen in den groten dag ten voorschijn treedt? - Indien de Leeraar het zelve alleen bestemd hadt, om in zijne kamer te Zurich, gebruikt te worden tot zijn eigen zedelijk nut, hield het ten minste op, recht te hebben tot dezen titel, zodra hij het ten algemeenen dienste aan de persse overgaf. - Of is het, met eenen weerslag op de donkere wording dier uitgave, waar van ons de Voorredenen
| |
| |
zelve geen rechte oplossing doen, dat dit Dagboek geheim blijft? - Eindlijk, zou men mogen denken, dat Lavater het opschrift van zijn autographon hadt willen behouden, volgens dezelve preciesheid, waarmede men heeft goedgevonden alle de hem bekende character-plaatzen in de Hoog- en Nederduitsche uitgave te behouden, tot ongemeene stichting voor zominigen, misnoegen voor anderen, spotternij voor de meeste lezeren? een omstandigheid, die in de daad dit boek, op vele bladzijden, onaangezien de duidlijkheid der drukpers, tot de geheimenissen eener Egiptische Hieroglyphica terug brengt! -
Dan, ik bemerk, dat ik begin te spotten; om mij daarvan te ontdoen, zal ik eene aanmerking in 't midden brengen, die het gezegde oplevert, doch, die nader dient tot het oogmerk; namentlijk: dat hij, die een Dagboek schrijven wil, een geheim Dagboek schrijven moet; waarvan niemand, dan hij zelve, gebruik maakt, en 't geen zelfs voor zijne naauwste vrienden en huisgenoten eene diepe verborgenheid blijft: - de enkele gedachte, dat eens anders oog ons geschrift zien zal, beneemt onze pen reeds dien vrijen loop, welke alleen in staat is den stroom van onze gedachten en aandoeningen te volgen; men wordt stijf, houdt achter, meet te breed uit, en valt in de ellenden van de openbare schrijverij: - en daar bij, indien men steeds kon getrouw blijven aan de waarheid, is echter dit zeker, dat het Dagboek is ingericht ten nutte van den Schrijver-zelve; en verder niet! - ik houde mij verzekerd, dat de uitgave van zodanige
| |
| |
geheime geschristen, over zich zelven, geenszins in nuttigheid en voordeelen beantwoorden zal aan het denkbeeld, dat men zich uit onkunde daaromtrent vormen mocht. - Lavaters Dagboek is, zo wel hier, als in Duitschland - ik wil dit vaststellen - met het best oogmerk gedrukt, en gretig gelezen, maar, na aangemerkt te hebben, dat dit boek het voorrecht met zich bracht, van als eene zekere nieuwigheid beschouwd te worden; zal men zich op ieders ondervinding, indien hij het gelezen heeft, beroepen konnen, om te doen zien, dat men er den Heer Lavater, en hoe veel minder dan zich zelven! - niet uit heeft leeren kennen: - er zijn toch maar weinige trekken der menschlijke natuur, die zo door alles heen brekende, die zo algemeen heerschende zijn, dat de geschreven bevindingen van eenen enkelen sterveling, (die dan nog een Lavater is!) dien aangaande voor ellen mensch leerzaam en nuttig zouden wezen. - De sensus moralis wil vooral niet bij navolging worden versijnd!
Daar zijn verscheiden moeilijkheden, die het meer bezwaarlijk maken, ook voor zich zelven wel te slagen in het schrijven zijns Dagboeks, waar van geen der minsten is, de plicht, om gebouw te blijven met het geschrift aan zijne daden, en neet dezen aan het geschrift - dit zal ik nader ontwikkelen.
Onze eigenliefde drijft ons altijd aan, en wij beminnen deze drift, om het beste van ons zelven te denken, en ter nedertestellen - hoe veel wijsheid en eerlijkheid hebben wij dus nodig, om in ons Dagboek niets ter nedertestellen, dan loutere
| |
| |
waarheid, zo ter ontmaskering van onze onkunden en gebreken, als ter in 't licht stelling van onze talenten en deugden! - hoe licht zullen wij eenen misstap voor ons zelven eenigermate bewimpelen, of ons te zeer kittelen in de schaduwing van eene kleene deugdsbetrachting! - Ja, indien wij ons voor ons eigen geweten schamen, hoe dikwijls zal het dan gebeuren, dat wij zorg dragen van deze schaamte niet te verdubbelen bij het optekenen onzes gedrags! - Zie daar dan, in verloop van tijd, eenen Romanheld van zichzelven gemaakt, daar een ootmoedige ware menschenbeeldnis staan moest! -
Indien wij ook hieraan getrouw blijven, en dus niets meer of minder schrijven, dan wij deden, is hier eene andere en nog haglijker klip, daar wij in de verzoeking geraken, om onze daden te richten naar het geschreven ontwerp. - Ik wil niet ontveinzen, dat mij, bij de lezing van Lavaters werkje, is voorgekomen, dat deze brave man in de daad nog deugdzamer was, om en van wege zijn Dagboek - dat is, dat hij edele daden deed, ten einde er voldaan mocht worden aan het voorgesteld Dagboeksplan, en ten einde de dag niet met een zwarte kool mocht gebrandmerkt worden. - En ik twijfel geenszins, of ieder man, die zijne gewoonte volgt, zal zich dikwijls door de lust geprikkeld vinden, om daden te bedrijven, welke een helder licht mogen verspreiden over zijn Dagboek - nu is deugd om het Dagboek wel beter dan geene deugd of als eene ondeugd, maar echter is zij
| |
| |
geene ware deugd! - het incitamentum decori honesti behoort van elders, dan van zijn eigen geheimschrift, ontleend te zijn; ja ik geloof bijkans, dat zulk een braafheid op den duur ligt vatbaar zoude konnen worden voor indrukken van menen verdervenden aart, tot merkwaardige schade voor het Zedelijk Character.
Eene andere hinderpaal, die zich opdoet aan den Dagboekschrijver, is deze, dat men zich naauwlijks aan eenen bepaalden tijd verbinden kan om aantekeningen te maken, wijl ieder dag geenszins merkwaardigheden met zich brengt, deze dikwijls voorvallen op eenen tijdstond, die ons geene vrijheid ter afzondering veroorlooft, en, wanneer men zich daartoe zoude willen zetten, het geheugen zich zomts zo veel heeft laten ontvallen, dat men geen recht meer aan de waarheid der zaak doen kan; en deze ongelegenheid is zo groot, dat zij zelfs belemmering kan geven aan lieden, die stil leven, en genoegzame uuren van afzonderlijke studie voor zich hebben. - Van daar die ledige vakken in het Dagboek van Lavater en van ieder. - Ik heb meer dan eenen vriend, die genoodzaakt geweest is zijn geschrijft nu en dan ledig te laten van dienstrijke aantekeningen, en wien eindlijk het verdriet der te loorstellingen heeft doen afzien van het geheele plan om een Dagboek te schrijven.
Hierbij komt nog een derde ongemak, 't welk bestaat in den last van het schrijven - dit valt den meesten moeilijk, vooral
| |
| |
indien men groten omslag van zaken rondom zich heeft - en de weinigste menschen bezitten de schone gave om hunne denkbeelden kort en zinrijk op het papier te stellen, waaruit eene breedvoerigheid geboren wordt, die niet nalaat op den duur te walgen, en die men niet vermijden kan, dan met opossering of van wezenlijke aanmerkingen, of van die duidlijheid, die in een zaak van dit gewicht vereischt wordt.
Het zijn ongetwijfeld deze en diergelijke bedenkingen, die merklijk bijdragen tot het zeldzaam gebruik van Dagboeken; het zijn deze bezwaren, die men zich getroosten moet doortestaan, wanneer men zich van dit middel bedienen wil, tot het verkrijgen eener behoorlijke kennis van, en bestuuring over zich zelven; dan, daar deze zaak zo gewichtig is, behoorde men daar voor iets over te hebben, en, volgends de spreuk per ardua ad astra, moeite en arbeid ligt te achten, uit aanmerking van de voordelen daaraan verknocht; - daartoe, en geenszins om iemand afteschrikken van eene plichtmatige bemoeing, heb ik deze gedachten over het schrijven van Dagboeken in het midden gebracht, welken ik besluiten zal met de rechtmatige gezegden van den Dichter Hesiodus.
‘Gemaklijk valt het, de boosheid ruimschoots te bejagen - want de weg derwaard is kort en nabij gelegen, maar voor den toegang tot de deugd hebben de Goden moeite en arbeid geplaatste
| |
| |
naardien de bane derwaard lang en bezwaarlijk is, en in den aanvang zelfs pijnlijk; doch, bestijgt men ééns de hoogte, dan valt zij, hoc zwaar ook in zich zelven, licht te behandelen. Hij is 't gelukkigst, die uit alles voor zich zelven leert.’ - enz.
|
|