Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd53. Zang van vaderlandsche meisjes (87) Ga naar voetnoot53.Komt, Speelgenootjes, laat ons klaagen,
Om 't leed, dat, in haar jonge dagen,
De jeugdige Dorinde lijdt.
Ga naar voetnoot3
Dorinde, om heur bevalligheden,
| |
[pagina 69]
| |
5[regelnummer]
Heur schoon gelaat en heusche zeden,
De roem en 't sieraad van haar' tijd.
Zij deedt, door haare kuissche lonken,
Dametas hart in min ontvonken;
Ga naar voetnoot8
Zij voedt die liefde met een' lagch. -
10[regelnummer]
De jongling smeekt der jonge schoone,
Dat zij hem wedermin betoone!
Zij aarzelt - zugt - en antwoord: ach!...
Zij mint hem? - Ja! de purpren roozen,
Die, op haar lieve wangen, bloozen,
15[regelnummer]
Getuigen wat haar hart gevoelt.
Dat tuigen ook heur kwijnende oogen,
Vertederd door het groot vermogen
Van 't vuur, dat in haar' boezem woelt.
Nu was de vreugd ten top gestegen.
20[regelnummer]
Dametas, in haar' arm gezegen,
Zuigt honig van haar' lieven mond.
Zij kusschen, zugten, woelen, zwoegen:
Ga naar voetnoot22
En, 't scheen of 't klimmende genoegen
De ziel van 't logge vleesch ontbondt.
25[regelnummer]
Maar, ach! Gij mogt slegts korte tijden
U in die zuivre vreugd verblijden:
De Minnaar van uw lieve jeugd,
Dorinde, wist, door listig vleïen,
U van het regte spoor te leïen;
30[regelnummer]
Hij smeekt - en overwint uw deugd!
| |
[pagina 70]
| |
Nu scheen de Maan heur' glans te derven,
Ga naar voetnoot31
't Gestarnte aan 's Hemels trans te sterven,
Terwijl Natuur de handen wrong.
Dorinde, uw oog verloor zijn straalen,
35[regelnummer]
Daar 't hoofd der vlugge boschkooraalen
Ga naar voetnoot35
Een sterflied op uwe onschuld zong.
Helaas! 't gevolg der strafbre weelde,
Die haar den jongen boezem streelde,
Was zielverslindend naberouw;
40[regelnummer]
Dameet, in weêrwil van zijn eeden,
En doof voor traanen en gebeden -
Die snoode! brak den band der trouw!
Komt, klagen wij, mijn Speelgenooten!
Dorinde, van elk een verstooten,
45[regelnummer]
Is al ons medelijden waard.
De smart, die ze, in haar jonge dagen,
Door onvoorzichtigheid moet dragen,
Zij nooit door valsche deugd verzwaard!
Komt, Speelgenootjes, dat Dorinde,
50[regelnummer]
Bij ons den troost der vriendschap vinde!
Zij, immers, is een meisje als wij?
Maar - dat, bij 't lagchen der vermaaken,
De deugd ons altijd moog' bewaaken,
En de onschuld onze schutsvrouw zij!
|
|