Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd50. Een ontdekking (82) Ga naar voetnoot50.Waarom of toch de Dichters
Zoo graag een teugje drinken?
Dit vroeg ik aan mijn Zangster,
Ga naar voetnoot3
En zij gaf mij ten antwoord:
5[regelnummer]
‘'Er was in oude tijden,
Een bron, die aan de Dichters
Ga naar voetnoot6
En vuur, en geest kon geeven;
Hier dronken ze uit, en zongen
Ter eere van hun Goden,
10[regelnummer]
En dappere oorlogshelden.
De schoonheid der Natuure,
Het lagchen van de lente,
Het zoet gevoel der Liefde
Was 't, dat die Dichters zongen.
15[regelnummer]
Maar - met die oude tijden
Is ook die bron verdwenen.
Nu hebben onze Dichters
Ontdekt, in laater tijden,
Dat, in het zap der druiven,
20[regelnummer]
De kragt der bron berustte.
| |
[pagina 66]
| |
Dit is alleen de reden
Dat zij zoo gaarn drinken.
Nu drinken zij en zingen,
Door 't zap der edle druiven
25[regelnummer]
Gesterkt, de schoonste zangen.’
|
|