Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
47. Het wijsgeerig antwoord (78) Ga naar voetnoot47.'k Was, met mijn jonge vrienden,
Eens bij een' wijzen grijsaard;
Wij spraken, hoe een wijze
Den vijand van het leven,
5[regelnummer]
Den dood kloekmoedig afwacht. -
Zegt, zei de grijze Wijsgeer,
Zegt braave jongelingen,
Waar zoudt gij 't liefste sterven? -
Ik, zei de jonge Cleon,
10[regelnummer]
Terwijl zijne oogen gloeiden,
Ik zou het liefste sterven
Op 't bloedig veld des oorlogs.
Ik ken geen grooter wellust
Ga naar voetnoot13
Dan, voor den Vaderlande,
15[regelnummer]
Den jongsten snik te geeven! -
Ga naar voetnoot15
De goede grijsaart lagchte
En hieldt het oog op Cato.
Toen sprak de jonge Cato:
Ik zou het liefste sterven
20[regelnummer]
In stilte op mijne kamer,
Omringd van echte Wijzen.
'Er is geen grooter voorrecht
Dan, dat de ziel eens Wijzen,
| |
[pagina 63]
| |
In een geruste stilheid,
Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dees woelige aarde ontvluchte.
Nu kwam de beurt aan mij ook;
Ik zag, dat aller oogen
Eenstemmiglijk mij vraagden:
Waar zoudt gij 't liefste sterven?
30[regelnummer]
Toen vroeg mijn kloppend hart zich:
Waar zoudt gij 't liefste sterven?
Het aaklig veld des oorlogs...?
De sombre cel der wijzen...?
Neen! hier wil ik niet sterven!
35[regelnummer]
In 't einde zeide ik schielijk:
Ik zou het liefste sterven
In Fillis scheutige armen,
Ga naar voetnoot37
Op Fillis zagten boezem...
Hoe kan men schooner sterven?? -
40[regelnummer]
De Wijsgeer sloeg zijn oogen
Op Cleon en op Cato,
En op zijn groote boeken,
En - zuchtte - ja! hij zuchtte!
|
|