Gezangen mijner jeugd

44. Mijn wensch (74) ^44.

Ik haat den krijg. Het dol geweld

Van Mavors kan mij niet behaagen. ²

Ik wil, op 't bloedige oorlogsveld,

Geen harssenschimmige eer bejaagen.

Geen zucht naar goud beheerscht mijn ziel. ⁵

Wie dwaas is zwerve langs de baaren:

Nooit zal ik, met een brossche kiel, ⁷

Naar verren oord, om schatten vaaren.

44. Mijn Wensch. Volgens Nijland I, p. 140, doet dit vers denken aan Das Fehlbare uit Johann Wilhelm Gleim, Versuch in scherzhaften Liedern und Lieder, Amsterdam 1771 (= faksimile-uitgave door Alfred Anger, Tübingen 1964, I, S. 47). Bedoeld gedicht bestaat uit zeven kwatrijnen en heeft een vierjambisch metrum, maar verder vertoont het geen spoor van overeenkomst.

2 Mavors: de oorlogsgod Mars. Het laten prevaleren van liefdestriomfen boven krijgsroem vormt een bekend anakreontisch motief (Anakreontea, nr. 16 en 48). We vinden het o.a. in Jan Luykens Een ander zing van krijg en moort uit zijn Duytse Lier.

5 Dezelfde gedachte in Anakreontea nr. 15 (‘Wat lust mij al de schatten/Van Guges, heer te Sardeis’; vert. Meerwald, p. 6).

7 brossche kiel: kwetsbaar schip (pars pro toto).

[p. 59]

 

De weetlust wekke een' Wijsgeer op,

10

En moog hem door de wolken drijven:

 

Nooit zal ik, op der Alpen top,

 

Mijn' naam, in duurzaam marmer, schrijven. ^9-12

 

 

 

Neen! - zoo ik slegts, in stille rust,

 

Aan Fillis lieven mond mag hangen,

15

Geniet mijn ziel haar grootste lust,

 

Het hoogste doel van heur verlangen.

 

 

 

ô Fillis! gij, gij zijt mijn vreugd!

 

Niets kan mij buiten u behaagen!

 

Uw liefde doet mijn prille jeugd

20

Een krans van groene mirten draagen! ²⁰

9-12 Indicatie voor de aantrekkingskracht die het hooggebergte, en in het bijzonder de Alpen, op de 18e-eeuwse geesten uitoefenen. Albrecht von Hallers leergedicht Die Alpen (1729) gaf hieraan een krachtige impuls. Zie hierover o.a. Richard Weiss, Das Alpenerlebnis in der deutschen Literatur des 18. Jahrhunderts, Horgen-Zürich 1933; Ch. Hartl, Das Hochgebirge in der deutschen Dichtung, 1961; Franz Anselm Schmitt, Stoff- und Motivgeschichte der deutschen Literatur, Berlin 1959, S. 3-4. Majorie Hope Nicholson, Mountain Gloom and Mountain Glory. The Development of the aesthetic of the Infinite, Ithaca 1959.

20 Een krans van groene mirten: anakreontisch motief; cf. nr. 2, vs. 31.