Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd42. De wijsgeer (69) Ga naar voetnoot42.Jongeling, dus sprak een Wijsgeer,
Jongeling, gij moet den hemel,
In den stillen nacht, beschouwen,
Wen geen wolkje hem verduistert;
5[regelnummer]
Dan moet gij die groote lichten,
Die ontelbre groote lichten,
Ga naar voetnoot5-6
| |
[pagina 55]
| |
Om hun assen om zien rollen! -
Gij moet langs de ruime velden,
't Schoon der Lente vaak beschouwen;
10[regelnummer]
Frissche planten, purpren roozen,
Alles moet uw' aandacht wekken! -
Gij moet vaak in 't staatig boschje
Ga naar voetnoot12
Hooren, hoe de blijde vogels
Kunstelooze zangen zingen! -
15[regelnummer]
O! Natuur is grootsch en edel!
Gij moet al haar schoon beschouwen!
Ach! zoo sprak ik: lieve Wijsgeer!
Ga naar voetnoot17
Al de schoonheid, die gij opnoemd,
Kan ik in een enkel voorwerp,
20[regelnummer]
In mijn meisje alleen beschouwen!
't Helder voorhoofd is mijn hemel,
En heur oogen zijn mijn starren,
En de blosjes van heur wangen
Zijn mij meer dan Lenteroozen!
25[regelnummer]
En heur stem! - mijn lieve Wijsgeer! -
O! zoo gij heur stem mogt hooren!
Gij zoudt nooit meer in het boschje
Naar uw lieve vogels luistren!
Toen Natuur 't heeläl gewrocht hadt
Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Heeft zij al de pragt en schoonheid,
Die op al de deelen schittert,
In een meisje alleen verëenigt.
|
|