Gezangen mijner jeugd

(1968)–Jacobus Bellamy– rechtenstatus



[pagina 51]

38. Liefde en wijn (64) Ga naar voetnoot38 'k Heb twee bronnen, die de voedsters van mijn jeugdig leven zijn: 'k Leef bij Fillis door de Liefde - op mijn kamer door den Wijn.	voetnoot38 Liefde en wijn. Een zuiver anakreontisch gedicht; in de Gedichten van J. Bellamij. Nieuwe vermeerderde uitgave, Haarlem 1826, p. 169-170, staat onder dezelfde titel volgende pendant, gedateerd 15 november 1785: Liefde en wijn In mijn teedre jonglingsjaren Zong ik steeds van Liefde en Wijn: Nu bij 't ongestoord genieten, Zing ik niets van Liefde en Wijn! Toen was alles slechts verbeelding! o! Geen schaduw van 't genot! - Nu heb ik den kelk gedronken, Dien ik toen, in droomen zag. En, nu zing ik niets van Liefde! Niets van eedlen frisschen Wijn! Droomt men, bij 't bezit van schatten, Dan van geen behoeften meer? Ligt, wanneer ik oud van dagen, Krachtloos hijge naar het graf, Dat ik weêr van Wijn en Liefde In verbeelding zingen zal!