Gezangen mijner jeugd

(1968)–Jacobus Bellamy– rechtenstatus



34. Kuschje (57) Hoe meer mijn mond de tipjes Van uwe lieve lipjes, Al kusschende genaakt, Ga naar voetnoot3 Hoe meer ik, door het kusschen, 5[regelnummer] Mijn liefdevuur wil blusschen, Hoe meer het gloeit en blaakt.
[pagina 45]
Zijt gij met mij bewogen, Wen gij, met kwijnende oogen, Ga naar voetnoot8 Mij van ter zij begluurd? 10[regelnummer] Ai, Fillis, spaar die lonken! Mijn vlam word, door die vonken, Nog meerder aangevuurd. Ga naar voetnoot12 Mijn lust, mijn vreugd, mijn leven, Die vlam zal mij doen sneeven, 15[regelnummer] Die mij zoo lijden doet. Maar - gun, dat, op uw lippen, De ziel mij moge ontglippen! Ga naar voetnoot16-17 Dat sterven is mij zoet! Ga naar voetnoot18 Ai! staa mij toe, mijn Engel! Ga naar voetnoot19 20[regelnummer] Dat ik uw halsje omstrengel, Terwijl mijn mond u kuscht! Dan wordt de vlam mijns levens, En van mijn liefde tevens, Op éénen stond gebluscht!	voetnoot3 genaakt: nadert. voetnoot8 Wen: wanneer. voetnoot12 meerder: een van meer opnieuw gevormde comparatief met dezelfde betekenis. voetnoot16-17 Wederom het neo-platonische, in de petrarkistische liefdeslyriek graag gebruikte motief van de zielsvereniging tijdens het kussen; cf. nr. 18. voetnoot18 Ook het motief van de liefdesdood herinnert hier aan de petrarkistische voorstellingswereld. voetnoot19 mijn Engel: romantisch-sentimentele aanspreekvorm; cf. ook nr. 19, vs. 19.