Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd13. Aan Fillis (22) aant.Petrarcha moge Laura's schoon,
Ga naar voetnoot1
Met Goddelijken zwier, bezingen,
En naar de frissche mirtekroon
Ga naar voetnoot3
Der groote liefde dingen:
5[regelnummer]
Laat vrij Neæra's lief gezigt,
Secundus stof tot zingen geeven,
Daar, in zijn lagchend minnedicht,
De zoete kuschjes kleeven:
Ga naar voetnoot5-8
| |
[pagina 19]
| |
Dat Poot de fiksche citer stell',
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Om van zijn Rozemond te speelen;
Of van het stoeïend minnespel
Een' dartlen deun te kweelen:
Ga naar voetnoot9-12
Ik zing van Fillis. Zij alleen
Is 't waardig voorwerp van mijn zangen.
15[regelnummer]
Ik zing van heur bekoorlijkheên -
De blosjes van haar wangen!
ô Fillis! mogt mijn teder dicht
Bevrijd voor 't woên der eeuwen wezen!
Dan zou het jongste tijdsgewrigt
20[regelnummer]
Uw lieven naam nog leezen!
Ga naar voetnoot19-20
|
|