| |
| |
| |
100 Cees Nooteboom, juni 1996. Foto: Klaas Koppe.
| |
| |
| |
Lisa Kuitert
Cees Nooteboom en zijn hof van cassatie
Waar een beroemdheid zich al niet voor moet lenen. In de Duitse editie van het glossy tijdschrift Vogue werd onlangs aan vijftien prominenten gevraagd wie of wat ze vierentwintig uur lang zouden willen zijn. De antwoorden passen naadloos in het rariteitenkabinet dat showbusiness heet; van de filmster die graag het schoothondje van prinses Diana wilde zijn tot tennister Steffi Graf die de rij afsloot met de onthulling dat ze onder water haaien zou willen filmen. Cees Nooteboom mocht in dit ‘Wechselspiel’ de aftrap geven. ‘Gewoon, mezelf zijn,’ antwoordde hij. Hoe de onderwatercarrière van Steffi Graf zal verlopen, moet nog blijken, maar dat Nooteboom het als zichzelf goed doet - en langer dan vierentwintig uur - dat is inmiddels wel bewezen. Hij had geen passender antwoord kunnen geven.
Cees Nooteboom is op dit moment de meest succesvolle Nederlandse literaire auteur in het buitenland. Wereldwijd zijn van hem achttien titels in vertaling beschikbaar. Recordhouder binnen zijn oeuvre is Het volgende verhaal, dat inmiddels in zestien talen is vertaald, van het IJslands tot het Japans, van het Grieks tot het Roemeens, met alle meer voor de hand liggende talen daartussenin. De ruime verspreiding van zijn werk anno 1997 staat in geen verhouding tot het aantal vertalingen dat amper tien jaar geleden van zijn oeuvre beschikbaar was.
In het aan Nooteboom gewijde Bzzlletin-nummer uit 1989 werden zeven vertaalde titels geteld, waaronder Rituelen, dat toen in zeven talen beschikbaar was. Opmerkelijk is vooral dat men dat toen véél vond. Alles is relatief, want het wás ook veel. Tenslotte was jarenlang alleen Nootebooms debuut Philip en de anderen uit 1955 vertaald, in het Duits, onder de titel Das Paradies ist nebenan (1958). Een verkoopsucces was het destijds niet, maar onder jongeren genoot Das Paradies ist nebenan een zekere reputatie als ‘cultboek’. Het verhaal over de jongen die door Europa zwerft op zoek naar geluk - in de persoon van een Chinees meisje - sprak kennelijk ook een nieuwe generatie lezers in Duitsland aan.
Nooteboom hoorde dat pas vele jaren later, want
| |
| |
het contact tussen de schrijver en zijn toenmalige Duitse uitgever Eugen Diederichs was niet bepaald intensief. In een toelichting vertelt de schrijver dat hij in 1984 een lezing gaf ergens in Duitsland en na afloop, zoals gebruikelijk, van zijn gastheer in de boekwinkel een boek mocht uitzoeken. Hij zag een dik boek over Schopenhauer staan. Dat leek hem wel wat. De omstanders lachten, waarop Nooteboom zei: u lacht omdat een Hollander het duurste boek neemt? Nee, luidde het antwoord: omdat de schrijver ervan hier ook aanwezig is. De schrijver was Rüdiger Safranski, een ‘kanon’ in Duitsland, en Nooteboom vroeg hem het boek te signeren. Daarop haalde Safranski van onder zijn jas een beduimeld exemplaar van Das Paradies ist nebenan te voorschijn, en vroeg Nooteboom op zijn beurt dat exemplaar te signeren. Dit boek heeft mijn leven begeleid, zei Safranski hem: ‘Es war bei uns auf der Schule der Geheimtip.’ Deze uitwisseling van handtekeningen in een plaatselijke boekwinkel betekende het begin van een warme vriendschap tussen de beide schrijvers, een vriendschap die voor Nooteboom belangrijk zou blijken. Safranski is ook medewerker van Die Zeit en nog vóór de Nooteboom-boom in Duitsland publiceerde hij in die krant een paginagroot ‘portret’ van de schrijver naar aanleiding van de vertaling van Een lied van schijn en wezen, die in 1989 uitkwam.
Op de Duitse vertaling van Philip en de anderen volgde een vertaling in het Frans van De ridder is gestorven (1963) die vier jaar na dato bij de Parijse uitgever Editions Denoël verscheen, en een Franse vertaling van Een geschiedenis uit St Tropez in 1967, bij een kleine Nederlandse uitgeverij. En dat was het dan. De Engelse markt was niet geïnteresseerd en ook voor Nooteboom zelf was het buitenland in de eerste plaats iets dat je moest bereizen. Toen na zeventien jaar voor het eerst weer een roman van hem verscheen, Rituelen, was er dan ook weinig reden voor uitgeverij De Arbeiderspers om te lonken naar het buitenland. Maar dat veranderde toen Nooteboom voor deze roman de Pegasus Prize for Literature in ontvangst mocht nemen, in 1982.
In Egypte, Ivoorkust en Denemarken had men van het Pegasus-spektakel al kennis genomen, maar in Nederland was voordien waarschijnlijk slechts één man op de hoogte van deze prijs, ingesteld door de oliemaatschappij Mobil met als doel de Amerikaanse lezers bekend te maken met literair werk uit ‘exotische’ landen. Die ene man was Joost de Wit, in de woorden van Cees Nooteboom ‘een hele grote, dikke man, die op zijn eigen wijze met een onwaarschijnlijk klein budget de wereld afslofte. Altijd maar weer in het vliegtuig, altijd met een tas met Nederlandse letteren onder zijn arm. En bij God niet alleen van mij, maar van iedereen.’
Joost de Wit was destijds directeur van de Nederlandse Stichting voor Vertalingen, die eind 1990 werd opgeheven en waarvan de taken nu door het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds onder leiding van Rudi Wester worden vervuld.
Het belang van de Pegasus Prize for Literature zit hem niet in het geldbedrag (afhankelijk van de levensstandaard in het land van herkomst; Nooteboom kreeg ƒ7000,-) noch in de gouden penning die erbij hoort, maar eerst en vooral in de Engelse vertaling die aan de toekenning is verbonden. Pas dan is ook de gulle gever Mobil in staat zélf het boek te lezen. Er wordt bij elke toekenning gewerkt met jury's uit het land zelf. Een Amerikaanse commissie kiest daarom eerst het land dat in aanmerking komt, een keuze die onder meer bepaald wordt door de bereidwilligheid van de Mobil-vestiging in het bewuste land. In die fase verscheen Joost de Wit ten tonele: hij wist - een kleine tien jaar na de oliecrisis - de Pegasus-prijs richting Nederland te dirigeren. De Vereniging van Letterkundigen, zo herinnert Nooteboom zich, had voor de eer bedankt omdat ze niet met een multinational aan tafel wilde zitten. De Nederlandse jury die Joost de Wit voorzat, bestond verder uit Pierre Dubois, Gerrit Borgers, Martin Mooij en Anton Korteweg. Dat zij voor Rituelen kozen, was overigens nog verrassend genoeg. Alle romans die in de voorafgaande tien jaren waren verschenen, kwamen namelijk in aanmerking. Daaronder vielen Mulisch' Twee vrou- | |
| |
wen, Oek de Jongs Opwaaiende zomerjurken en Uit talloos veel miljoenen van Hermans. Nooteboom zelf houdt het erop dat het zijn geluk was dat Rituelen nog maar net uit was, ‘vers in het geheugen’ lag en daardoor meer kans maakte. Hij werd vooraf gepolst of hij de prijs zou aanvaarden; de terughoudende reactie van de vvl had Mobil als een veeg teken beschouwd.
Mobil heeft voor de winnaars van deze prijs-waarvan sedert Rituelen in Nederland niets meer is vernomen - een contract gesloten met de Amerikaanse Louisiana State University Press. Een gerenommeerde, vrij kleine uitgeverij, maar niet voor de hand liggend waar het gaat om eerste uitgaven van literatuur. Rituals, vertaald door Adrienne Dixon, kreeg een fraaie gebonden uitvoering (met binnenin de wervende mededeling ‘Pegasus Prize for Literature’), het werd besproken in onder meer The New York Times, de Washington Post, The San Francisco Chronicle, maar de verkoop bleef voor zo'n groot land onder de maat. Hoe dat kon? In Amerika bestaat de gewone, onafhankelijke boekhandel niet zoals in Nederland. Daar opereren voornamelijk ketens. Uitgeverijen in de Verenigde Staten moeten zich bij zo'n boekhandelsketen ‘inkopen’ - het zogenaamde rack-jobbing - waarbij de kosten worden bepaald door onder meer de hoeveelheid reclame die een uitgeverij belooft te zullen maken. Voor kleine uitgevers en onbekende auteurs is dat systeem de dood in de pot. Hun uitgaven zijn in de reguliere boekwinkels niet voorhanden, en dat lot trof Nooteboom met Rituals. Het boek was niet ‘zichtbaar’, al kon het wel besteld worden. Later verbeterde dat toen er een Penguin-uitgave van verscheen. Inmiddels zijn die rechten in Engeland overgegaan naar Harvill en in de Verenigde Staten naar de prestigieuze literaire uitgeverij Harcourt Brace, de huidige uitgever van Nooteboom in Amerika.
Bleef de verkoop in Amerika dus achter - Noote-
101 Oorkonde behorende bij de Cavour-prijs, de prijs voor literatuur van de Italiaanse provincie Turijn voor de bij Feltrinelli verschenen vertaling van Het volgende verhaal (La storia sequente, vertaald door Fulvio Ferrari). Nooteboom nam de prijs op 24 mei 1994 in ontvangst.
| |
| |
boom spreekt van tweeduizend exemplaren - het effect van de vertaling was wel dat het boek nu ook door Duitse, Franse en andere buitenlandse uitgevers kon worden gelezen. Rituals kwam terecht bij onder meer de Duitse uitgeverij Hanser. Die vond het prachtig, maar zag in commercieel opzicht geen mogelijkheden. Ook andere West-Duitse uitgevers reageerden lauw, maar een Oost-Duitse uitgeverij met de gepantserde naam ‘Volk und Welt’ zag er wat in en liet in 1983 Rituelen vertalen door Hans Herrfurth. Nadat het boek een bescheiden positieve ontvangst ten deel gevallen was, ontfermde de gezaghebbende West-Duitse uitgeverij Suhrkamp zich een jaar later over Rituale. De Franse vertaling liet nog even op zich wachten.
In 1984 bogen Nooteboom en Philippe Noble, destijds verbonden aan de vakgroep Nederlands van de Parijse Sorbonne-universiteit, zich over de vraag ‘Waarom gaat het toch zo moeizaam met de Nederlandse literatuur in Frankrijk, terwijl de Franse literatuur in Nederland overvloedig wordt vertaald?’ Het gesprek was een initiatief van de radiozender France Culture, onder de titel Dialogues. Nooteboom opperde bij deze gelegenheid nog de mogelijkheid bij elke kaas een Nederlands gedicht te voegen, maar Philippe Noble leek, in alle ernst, meer optimistisch over de kansen van de Nederlandse literatuur. In 1985 verscheen van zijn hand de Franse vertaling van Rituelen bij de Parijse uitgeverij Calmann-Lévy.
Rituels werd door Le Monde positief besproken, een feit dat Philip Freriks bijzonder genoeg vond om er een nieuwsbericht aan te wijden in de Volkskrant. ‘Nootebooms Rituels dringt eindelijk door in Parijs,’ luidde de kop. De toon van de Franse bespreking was dan ook uitermate lovend. ‘Fascinerend,’ luidde het oordeel over Rituels, - ‘un merveilleux petit roman’ -
102 Cees Nooteboom, cartoon van David Levine, voor het eerst verschenen in New York Review of Books, 1994.
| |
| |
en Nooteboom was volgens recensent Jacques Bonnet een groot schrijver die ons iets te zeggen heeft over ‘les distances culturelles’, schrijvend vanuit de binnenwereld, zoals alleen de ware romancier dat kan.
Dat zowel zijn Amerikaanse als zijn Franse uitgever, alsook Suhrkamp ondanks een tegenvallende verkoop vertrouwen hadden in de auteur, mag blijken uit het feit dat na Rituelen ook Een lied van schijn en wezen en Mokusei! werden vertaald en uitgegeven, vanuit Nederland nog steeds gesteund door de Stichting voor Vertalingen in de persoon van Joost de Wit. Nooteboom had in deze beginfase van zijn internationale carrière ook nog contact met een literair agent, Aitken and Stone, maar de taalbarrière maakte daar een einde aan. Niet dat er niet overlegd kon worden - Nooteboom beheerst zijn talen immers uitstekend - maar omdat de agent zijn nieuwe literaire werk niet kon lezen. Er gebeurde daarom naar Nootebooms smaak te weinig mee.
Uiteindelijk werd hij bij zijn internationale doorbraak vooral gestimuleerd door zijn Duitse uitgever. Suhrkamp bracht Nooteboom niet als een Nederlandse auteur, maar, neutraler, als een niet-Duitse auteur. Zijn werk werd temidden van Duitse en andere niet-Duitse auteurs uitgebracht in de gangbare hardcover-editie, en niet in een of andere gesubsidieerde reeks. Dat de verkoop nog niet direct om over naar huis te schrijven was - een toepasselijke uitdrukking in dit verband - was voor Siegfried Unseld, de man achter Suhrkamp, vooralsnog geen bezwaar. Nooteboom zegt:
Unseld was hier een keer en zei: ‘Wij kopen geen boeken, wij hebben auteurs. Lange tijd verkochten wij van Thomas Bernhard ook niet meer dan zeshonderd exemplaren.’ Suhrkamp bracht, na Rituale, Ein Lied von Schein und Sein en dat ging nog maar nét, en daarna nog Mokusei! en In den niederländischen Bergen, en dat liep ook niet geweldig, maar ondertussen deed ik wel wat ze me vroegen. Lezingen geven, vragen beantwoorden, voor een zaaltje van amper dertig man. Dat doe je of dat doe je niet. Ik deed het. En dat was niet altijd leuk, om twee weken door Duitsland te trekken, de ene dag in Hotel de Apenrots en de andere dag in Hotel De Nette Armoe. Lezen en signeren is leuk, maar daartussendoor wacht een eindeloze verveling.
Ook zijn volgende vertalingen werden door de kritiek opgemerkt. Nooteboom werd langzaam aan ‘zichtbaar’ in Duitsland. Hij betrok in Berlijn een appartement in de Goethestrasse, op een steenworp afstand van de woning van Armando, en zat daar toen in 1989 de Muur viel. De stukken die hij als ooggetuige optekende voor onder meer de Volkskrant en Die Tageszeitung, werden gebundeld in Berlijnse notities, een boek dat al snel in Duitse vertaling beschikbaar kwam. Der Tagesspiegel noemde Berliner Notizen voorjaar 1991 een ‘fascinerende persoonlijke kroniek’, in Die Zeit werd het boek geprezen om zijn subtiliteit. ‘Via schijnbaar uiterlijke zaken dringt Nooteboom door tot in het diepgeheime innerlijk van het volkskarakter en ontdekt er de angst.’ Jürg Scheuzger, vaste recensent van Nederlandse literatuur, sprak van ‘een vreemde vriend’ die een geruchtmakend jaar had beschreven. Nooteboom was ‘een vreemdeling met sympathie voor Duitsland’. Temidden van de vele andere boeken over de Duitse Wende viel Nootebooms boek op door zijn ‘doordachte helderheid’. Het boek werd bekroond met de Preis zum 3. Oktober, genoemd naar de dag waarop de Muur viel. Het Nederlanderschap van Nooteboom raakte door dit boek nog meer op de achtergrond. Wie de recensies bekijkt van voor en van na Berliner Notizen, ziet dat Nooteboom voortaan doorging voor ‘ein Europäer’, een kosmopoliet en polyglot zoals europarlementariërs en andere euro-idealisten zich in hun stoutste fantasieën nog niet durven dromen.
Vanaf toen ging het razendsnel. De auteur werd vaker gevraagd voor lezingen en signeersessies, die nu ook door meer mensen werden bezocht, en ook voor de Duitse radio was Nooteboom geen onbekende
| |
| |
meer. Uitgeverij Suhrkamp was er daarom als de kippen bij om Het volgende verhaal, Nootebooms boekenweekgeschenk uit 1991, te vertalen. Het fenomeen ‘boekenweekgeschenk’ is in Duitsland onbekend, zodat een verblufte commentator in de Frankfurter Allgemeine Zeitung opmerkte: ‘Unselds Augen leuchteten beim Gedanken an Startauflagen wie die niederländische von Cees Nootebooms letztem Roman: 530.000!’
Over het succes van Het volgende verhaal in vertaling is al veel gezegd en geschreven. Tenslotte was het op zijn zachtst gezegd opmerkelijk dat een boek dat in Nederland zo lauw ontvangen was (zie elders in dit boek), zoveel bijval oogstte over de grenzen. Nooteboom zelf spreekt van een ‘hof van cassatie’ dat hem in tweede instantie recht deed. ‘Dat geeft een zekere voldoening.’ Hij geeft volmondig toe dat de buitenlandse waardering natuurlijk heel leuk is, maar dat de Nederlandse kritieken hem desondanks meer raken. ‘Je komt er niet los van,’ zegt hij, ‘ook al woon ik niet in Nederland. Maar ik woon wel in de taal. Ik woon in het Nederlands.’ Ronald Dietz, de kersverse directeur van uitgeverij De Arbeiderspers die de Nederlandse uitgave van het boekenweekgeschenk verzorgde, reageerde wat uitbundiger op het succes over de grenzen. Hij plaatste naar aanleiding van Het volgende verhaal advertenties met jubelkreten van de buitenlandse critici naast de zure opmerkingen van onder anderen Carel Peeters en Arnold Heumakers, daarmee suggererend dat die critici zich voor hun mening zouden moeten schamen.
Toonaangevend voor de waardering in het buitenland was de bespreking door het televisiepanel van das literarische Quartett, onder voorzitterschap van de zeventigjarige Marcel Reich-Ranicki, in het najaar van 1991. De invloed van dat programma in Duitsland is te vergelijken met die van Hier is... Adriaan van Dis destijds in Nederland, maar de formule is anders. In het Duitse programma komen meer stemmen aan bod, maar de schrijver zelf is er niet bij. Reich-Ranicki bekende dat Die folgende Geschichte zijn eerste kennismaking was met het werk van Nooteboom en hij noemde het ‘misschien het beste boek dat ik dit jaar gelezen heb’. Prof. dr. Hellmuth Karasek was eveneens enthousiast. Hij zei onder meer dat het boek zo goed vertaald was dat je niet merkte dát het vertaald was.
Over de vertaalster Helga van Beuningen is ook de schrijver zelf vol lof: ‘Ik vaar nu min of meer blind op haar.’ In een tv-documentaire vergeleek Nooteboom zijn belangen als auteur met die van een schilder die wil dat zijn kunstwerk onbeschadigd aankomt, en het daarom goed verpakt. Zo wil ook de schrijver dat zijn boek onbeschadigd bij de buitenlandse lezers arriveert en een goede vertaling is daarbij een voorwaarde. ‘Mulisch zei, toen ze het er eens over hadden: Shakespeare en Cervantes hebben zich toch ook nooit met hun vertalingen bemoeid,’ zegt Nooteboom, ‘maar ik doe dat wel. Dat is voor mij extreem belangrijk.’ Hij erkent dat hij de vertalers daarmee weleens op de kast jaagt. Nooteboom let ook op de uiterlijke verzorging van zijn boeken in andere landen en wil het liefst de titel van elk boek letterlijk vertaald zien. Dat lukte niet bij In Nederland, dat in de Duitse, Franse en Engelse vertaling ‘In de Nederlandse bergen’ werd. Die titel beviel de schrijver bij nader inzien beter. De nieuwe Nederlandse herdruk zal daarom (met een kleine variatie) In de hergen van Nederland heten.
Soms kan een boek er in vertaling op vooruitgaan. Tegen een verslaggever van de Volkskrant vertelde Helga van Beuningen dat Mokusei! in het Duits onder invloed van het schaafwerk van de redacteur wel drie ‘stijlniveaus’ omhooggekrikt was, zodat het de kenmerken van een klassiek literair Duits meesterwerk vertoonde. ‘Aber ich bin doch kein Rilke!’ had Nooteboom gekscherend opgemerkt, toen hij de vertaling doornam. Volgens de vertaalster hebben dit soort verschuivingen te maken met een verschil in ‘literaire taal’, tussen het Duits en het Nederlands. Wat in het Nederlands probleemloos in een roman geschreven kan worden, past niet in een Duitse vertaling omdat er een groter onderscheid gevoeld wordt tussen omgangstaal en literaire taal. Suhrkamp-redacteur Raimund Fellinger noemt als voorbeeld de Nederlandse
| |
| |
gewoonte om verkleinwoorden te gebruiken, die in het Duits ongebruikelijk is. Anne-Marie de Both-Diez, de Franse vertaalster, zei in een interview met Het Parool dat Nooteboom een lastige auteur is om te vertalen: ‘Hij creëert woorden en soms is hij heel onorthodox in de betekenis van woorden. Af en toe dacht ik dat ik gek werd [...].’ In de Japanse vertaling moest een voetnoot worden toegevoegd om het woord ‘buurtcafé’ te verklaren, aangezien het fenomeen daar onbekend is. Nooteboom herinnert zich nog een voorval rondom de vertaling van Het volgende verhaal:
Het gaat in die passage over lichaam en ziel en metamorfose. Er is een natuurwet die zegt dat er uit het universum niets weggaat. Met andere woorden: als jij doodgaat kan jouw materie niet uit het universum verdwijnen. Nou hangt het er heel erg van af wat je dan vertaalt. Dat moet natuurlijk ‘matter’ zijn, of ‘matière’, maar niet ‘poussière’ of ‘dust’. Ik laat in het midden wat het was, maar ik bedoel maar.
Het volgende verhaal werd uiteindelijk in zestien talen vertaald, en daar zal het waarschijnlijk niet bij blijven. In 1993 kreeg Nooteboom voor Het volgende verhaal de Aristeion-prijs voor Europese Literatuur, hetgeen zijn reputatie als Europese schrijver versterkte. De kritieken op dit boek waren over het algemeen lovend, een enkele keer neutraal en maar heel zelden negatief.
Wie de kritieken doorneemt en generalisaties probeert aan te brengen ziet dat veelvoorkomende adjectieven ‘elegant’ en ‘intelligent’ zijn, en een veelvoorkomend begrip: ‘Europees’. Een Engelse criticus verzon naar aanleiding van dit boek zelfs een nieuw genre, de eurofable. Nooteboom wordt gekenschetst als een halve nomade, die thuis is in Spanje, Berlijn en Amsterdam. Maar aan clichés over de Nederlandse volksaard lijkt zelfs hij zich niet te kunnen onttrekken. Nootebooms Italiaanse uitgeefster zei in een tv-documentaire over Nederlandse auteurs in het algemeen: ‘Je voelt het imperium achter de schrijvers, de handelsgeest. Ze hebben meer fantasie, zijn meer verbonden
103 Van links naar rechts: Pétur Már Ólafsson van uitgeverij Vaka Helgafell, Michael Krüger, uitgever van Hanser Verlag en Cees Nooteboom op IJsland, september 1995. De IJslandse vertaling van Het volgende verhaal door Kristin Waage, Sagan sem hér fer á eftir, verscheen in 1995 bij Vaka Helgafell, Reykjavik. Foto: Simone Sassen.
| |
| |
met de zee en ze zijn meer Europees.’ In alle landen maken recensenten van Nootebooms novelle vergelijkingen met andere auteurs. Veelvoorkomende namen in dit verband zijn: Borges, Calvino, Eco, Na-bokov en Perec, niet de minsten dus. Met andere Nederlandse auteurs wordt zijn werk over het algemeen niet vergeleken. Voor het overige zijn de recensies uit de verschillende landen maar moeilijk met elkaar te vergelijken.
Opvallend aan het gros van de Franse besprekingen is hun onbestemdheid. Men leest daar van alles over Nooteboom en zijn oeuvre, maar over het besproken boek wordt men niet veel wijzer. Dat Nooteboom ondanks de recensies en interviews in dat land een vreemdeling bleef, kwam tot uitdrukking toen Le Monde in 1993 de vertaling van een in Duitsland gehouden rede van Nooteboom publiceerde. Nooteboom was voor even in de adelstand verheven want zijn naam luidde volgens de krant ‘Rede von Cees Nooteboom’.
De Duitse recensies - het is een cliché maar daarom niet minder waar - zijn dikwijls zwaar op de hand. ‘Nootebbom heeft met Die folgende Geschichte geschiedenis, mythologie en filosofie versmolten tot één verhaal, waarin de hoofdfiguur de poëzie zelf is,’ zeiden de critici in koor. Safranski roemde in Die Zeit de ‘Spielwitz’ en Marcel Reich-Ranicki vond de compositie knap, zo knap zelfs dat hij het niet helemaal begrepen had. Kritische geluiden waren er ook, bijvoorbeeld van Peter Handke in een interview in Theater Heute (‘kitsch’), en van Hubertus Breuer, die in de Mittelbayerische Zeitung de novelle ‘katastrophal langweilig und windschief konstruiert’ noemde. Toch is alleen al het feit dat zelfs tegenstanders hun mening publiceren een bewijs dat Nooteboom in Duitsland als een belangrijk auteur beschouwd wordt. Daar, net als in Nederland, worden misbaksels van buitenlandse auteurs doorgaans niet besproken, tenzij het een schrijver van wereldformaat betreft.
De Engelstalige recensies openen over het algemeen met een kennismaking met Nooteboom, die ‘wereldberoemd, behalve bij ons’ wordt genoemd. Kennelijk was de auteur van Rituals alweer een beetje vergeten. Zijn naam is volgens de een ‘largely unknown and unpronounceable to American Readers’, volgens een andere krant zou Nootebooms Amerikaanse uitgever zelfs gevraagd hebben zijn naam te veranderen, maar niettemin werd het boek in alle belangrijke Amerikaanse kranten besproken. In 1994 kon Nooteboom zich erop beroemen de eerste Nederlander te zijn die in karikatuur vereeuwigd was door de befaamde Amerikaanse tekenaar David Levine.
Sommige Engelstalige recensenten vonden het tweede, filosofisch getinte deel van de novelle minder geslaagd. Vaak wordt daar vergoelijkend aan toegevoegd dat het boek nu eenmaal om herlezing vraagt, een suggestie die uitgaat van de laatste zin (‘toen vertelde ik jou het volgende verhaal’). De beknoptheid van het boek wordt door verschillende critici gewaardeerd. Nogal wat Engelstalige critici verwijzen naar het oordeel van de veelgeprezen Engelse schrijfster A.S. Byatt, die The following story in The Daily Telegraph ‘a slender masterpiece’ had genoemd. Engelstalige kritieken zijn vaak geschreven door recensenten die zelf ook schrijver zijn. Volgens Reich-Ranicki - geen schrijver - is dat een slechte zaak, want ‘vogels weten ook niets van ornithologie’.
In Amerika en in Duitsland werd, op de golven van het succes van Het volgende verhaal in vertaling, ook Rituelen opnieuw uitgebracht. In de Verenigde Staten gebeurde dat in 1996 bij een andere, nu exclusief literaire uitgeverij namelijk Harcourt Brace, die ook al de Amerikaanse uitgave van The following story (vertaald door Ina Rilke) had verzorgd. Suhrkamp bracht in 1993 Rituale in een luxe gebonden editie - hoewel er nog een goedkope pocket in de winkel lag. De gebonden editie (à 28 mark) liep als een trein, mogelijk omdat ook dit boek weer in het programma van Reich-Ranicki werd geprezen: ‘Een prachtig boek [...] moet de schrijver ervan niet een héle belangrijke prijs krijgen?’ zei hij in Das literarische Quartett. Hij doelde op de Nobelprijs.
Reich-Ranicki vertelde in een interview met Jan Blokker dat Nooteboom hem op straat had aange- | |
| |
sproken met de woorden: ‘Doe nu eens iets aan Rituelen, want dat is m'n beste boek.’ Ranicki tegen Blokker: ‘[...] ik lees het, en ben verstomd: ik lees Europese, ik lees wereldliteratuur...’ Volgens Ranicki werden er daags na de uitzending twaalfduizend exemplaren van verkocht. In de ‘Bestenliste’ van de Südwestfunk van augustus 1993 stond Rituale op nummer 1. Deze lijst bevat de voorkeursboeken van negenentwintig toonaangevende critici die uit het reguliere aanbod een vrije keus maken, zoiets als bij ons de top-honderd in Mekka, jaarboek voor lezers. Overigens lag Reich-Ranicki een jaar later onder vuur, toen in de pers geruchten opdoken dat hij eind jaren veertig deel had uitgemaakt van de Russische geheime dienst.
Enkele maanden na deze uitzending van Das literarische Quartett vond de Frankfurter Buchmesse plaats, met als Schwerpunkt Nederland. De Volkskrant rapporteerde dat op alle aanplakborden en reclamezuilen in Frankfurt Nootebooms fotoportret hing. In een uur tijd signeerde hij volgens de verslaggever driehonderd van zijn werken, en 's avonds was hij eregast op een receptie voor Buchmesse-relaties van uitgever Unseld. Suhrkamp-redacteur Fellinger zei dat er wekelijks aanvragen binnenkwamen om Nooteboom als gast in een programma mee te laten spreken over thema's als ‘Europa’, ‘anti-Duitse gevoelens in het buitenland’ of ‘Europese literatuur’. Op de uitgeverij lagen tweehonderd verzoeken van boekhandelaren voor signeersessies van de schrijver. Op de Buchmesse ging inmiddels het gerucht dat Nooteboom daadwerkelijk de Nobelprijs zou krijgen, een gerucht dat ook de Zweedse en Amerikaanse pers bereikte. De prijs ging evenwel naar Toni Morrison.
Van Rituale werden, volgens Nooteboom, uiteindelijk 175 000 exemplaren verkocht. Suhrkamp wilde nu ook Nootebooms meest ‘experimentele’ boek, De ridder is gestorven uit 1963, alsnog in een Duitse vertaling uitgeven, hoewel de schrijver zelf daar huiverig voor was. Het verscheen na lang overleg in 1996. De uitgever durfde het zelfs aan om zijn Gedichte, een moeilijk verkoopbaar genre, uit te brengen. Minstens zo eervol was ook de uitgave in 1995 van een Suhrkamp-pocket over Cees Nooteboom, Der Augenmensch Cees Nooteboom. Herausgegeben von Daan Cartens. De bundel wist het op 13 december 1995 nog tot ‘Lesetip zum Wochenende’ te brengen in de Süddeutsche Zeitung. Suhrkamp brengt inmiddels ook de reisverhalen van Nooteboom uit, zij het, anders dan in Nederland, niet chronologisch gebundeld, maar thematisch: het Verre Oosten bij elkaar, Europa bij elkaar enzovoort. Momenteel viert de Engelse vertaling van De omweg naar Santiago, verschenen in 1996, triomfen in de Engelse pers. Volgens Euan Cameron in The Daily Telegraph van 2 januari 1997 bezit Nooteboom het zeldzame vermogen ‘to evoke the soul of a nation’, en Tom Burns noemde hem in de Financial Times van 22 februari 1997 een waardige opvolger
104 Cees Nooteboom voor de bouwput van het nieuwe Getty Museum, Los Angeles 1996. Zowel in voorjaar 1996 als 1997 is Nooteboom scholar aan het Getty Center for the History of Art and the Humanities. Foto: Simone Sassen.
| |
| |
van Gerald Brenan, voor Spanjeliefhebbers een naam met een magische klank.
Het valt niet te ontkennen: Cees Nooteboom is buiten Nederland beroemder, meer gewaardeerd en zijn boeken worden er beter verkocht dan in Nederland. De schrijver zelf weet ook niet hoe dat komt, maar heeft al heel wat verklaringen moeten aanhoren. Die lopen uiteen van ‘Duitsers houden van lange zinnen, en die schrijft hij immers’ tot ‘Hij gaat als een handelsreiziger de wereld rond en heeft zijn zaakjes goed voor elkaar’. Dat eerste kan pas na een uitgebreide studie over zinslengten worden bevestigd, dat tweede is in elk geval waar. Nooteboom onderhoudt al lange tijd wereldwijd literaire contacten, en vertaalde poëziebundels van onder anderen Leonard Nathan en Michael Krüger in het Nederlands. En waar zijn eigen boeken ook verschijnen, Nooteboom laat altijd even zijn gezicht zien. Hij leest over de hele wereld voor uit eigen werk, laat zich fotograferen, filmen en interviewen en geeft dan op vriendelijke doch besliste wijze zijn mening over Europa, een hot issue waar ook ter wereld. Gevolg daarvan is dat hij niet alleen beroemd is als schrijver, maar ook als Europeaan. Behalve deze meer externe, of sociale kwaliteiten, heeft natuurlijk vooral zijn literaire werk zelf voor die waardering gezorgd.
Waarschijnlijk hebben veel lezers in het buitenland Het volgende verhaal opgevat als Nootebooms ‘debuut’, en boeken die al veel eerder waren geschreven, zoals Rituelen en de reisboeken, als opvolgers van deze novelle. Nooteboom zelf spreekt op dit punt van ‘de perversie van de chronologie’: hij wordt ingehaald door zijn vroegere werk. In dit verschijnsel ligt een verklaring voor zijn succes in het buitenland. Bij kennismaking is immers de eerste indruk veelal bepalend, dat geldt ook buiten de literatuur. Nederlandse critici, ook die van een jongere generatie, hebben Nooteboom in zijn literaire worstelingen gevolgd - van de eerste stap met Philip en de anderen tot de zeventien jaar waarin hij vooral reisverhalen publiceerde in Avenue, en van de publicatie van Rituelen, Een lied van schijn en wezen en Mokusei! tot aan zijn boekenweekgeschenk in 1991 - in z'n soort een schepping die hier doorgaat voor een ‘moetje’. Gerekend vanaf 1955 is dat geen oeuvre waarin critici een genie herkennen. De relatieve duisterheid in zijn werk, in de loop der jaren groter geworden, wordt hier gezien als gewichtigdoenerij, een tot mislukken gedoemde poging om respect te verkrijgen. In Nootebooms zeventien magere jaren hebben Mulisch en Claus roman na roman geschreven en daarmee hun oude vriend overvleugeld.
Laat men het oeuvre beginnen met de korte, elegante novelle Het volgende verhaal, dan is de basis gelegd voor een andersoortige waardering van het vroegere werk. Het is niet meer dan een hypothese, maar het zou kunnen dat buitenlandse critici dankzij die omgekeerde volgorde gemakkelijker de elegantie, de witz, het kosmopolitische in zijn vroegere werk hebben kunnen ontdekken, daarbij niet gehinderd door associaties met het werk van bentgenoten als Claus of Mulisch. Bovendien volgen de reisverhalen in het buitenland de fictie, in Nederland was dat andersom.
In een interview met de Zweedse krant Svenska Dagbladet zei Nooteboom: ‘Thuis weten ze te veel over mij. Ik heb daar te veel literaire identiteiten.’ In Nederland is hij journalist, publicist, de-mindere-God-naast-Mulisch, de ex van Liesbeth List en, o ja, ook nog romancier. Buiten Nederland is hij een specimen van de nieuwe menssoort ‘Europeaan’, een geziene gast, een cultuurcriticus en wijsgeer met levenservaring. Hij toont flair, spreekt vele talen, heeft altijd een paar aforismen voor in de mond liggen. Wie hem ziet optreden in een buitenlands televisieprogramma beseft, zelfs zonder enige voorkennis, met een professionele beroemdheid te maken te hebben. Die rol speelt hij met verve, overtuigend als een natuurtalent. In het buitenland is Cees Nooteboom zichzelf.
|
|