| |
| |
| |
[Fotokatern 1989-heden]
105 Brief van Cees Nooteboom aan zijn Franse uitgever Bertrand Py van Actes Sud n.a.v. de vertaling van Anne-Marie de Both-Diez van De omweg naar Santiago (Désir d'Espagne, Mes détours vers Santiago, Actes Sud, 1993). Nooteboom neemt de vertalingen van zijn boeken in de talen die hij leesten spreekt grondig met de vertalers door. In de uitzending De kunst van het vertalen van Ike Bertels (ncrv-televisie, 1993) vertelde Helga van Beuningen, Nootebooms vaste ‘Duitse’ vertaler, dat zij de intensieve samenwerking met hem hooglijk waardeerde.
| |
| |
106 Cees Nooteboom met rechts van hem zijn moeder, luistert naar de rede van de Franse ambassadeur Bernard voordat hem de versierselen worden opgespeld behorende bij het Légion d'honneur. Den Haag, 6 november 1991. Foto: Eddy Posthuma de Boer.
107 Cees Nooteboom tijdens het jeu de boules op Frankendael, het huis van Cecilia van Vliet-Lichtveld, dochter van Albert Helman (Lou Lichtveld) en nicht van de eerste vrouw van Nooteboom, Fanny. De jeu de boules-traditie gaat terug tot 1956. ‘De vriendschap is gebleven, de familie heeft mij in haar grote omarming gehouden, een vloeiende en bestendige band met een gezelschap van gewone en uitzonderlijke mensen die allemaal een tik van de tropen hebben, keramisten en schrijvers, violisten en artsen, computerfreaks en advocaten, een narrenschip dat door de tijd vaart en dat mij ooit, in 1956, voorgoed aan boord heeft genomen. Hoe mijn leven verlopen zou zijn als ik ze niet had leren kennen, ik wil het me niet voorstellen.’ Uit het ‘Voorwoord’ van De koning van Suriname (1993).
| |
| |
108 Cees Nooteboom met de Zwitserse essayist Iso Camartin, maart 1995, Sils Maria. Foto: Simone Sassen.
109 Van links naar rechts: de Mexicaanse schilder Gironella, Roy Lichtenstein, Frederic Tuten, Robert Coover en zijn vrouw, Cees Nooteboom en Antonio Saura en diens vrouw. Gran Canaria, februari 1992. Foto: Simone Sassen.
| |
| |
110 ‘Satelliet’ foto van Ernst Jünger en Cees Nooteboom in het Prado, Madrid, juni 1995. Foto: Simone Sassen.
Zijn honderdste verjaardag was een paar maanden geleden publiekelijk gevierd, de televisie was er nog vol van, telkens opnieuw dat witte Caesarhoofd, de rauwe, verrassend luide stem, de herinneringen aan honderd jaar leven die altijd net anders klonken dan de anderen zich hadden voorgesteld omdat deze man zijn eigen eeuw had bedacht. Ooit had ik geschreven over de ‘mystieke versluiering die zoveel van het werk van de sjamaan-samoerai die Jünger is kenmerkt en die de luciditeit ervan omfloerst. De man die zo helder over raadsels kan schrijven is er zelf een. Delphische diepzinnigheid, de architectuur van keverschilden, ontwerper van een mensbeeld waarin vrijheid en gehoorzaamheid identiek zouden zijn, duistere Faust die op papier zijn Typus in elkaar knutselt als utopische gestalte terwijl de mensen van vlees en bloed, voor wie de vrijheid allang uit gehoorzaamheid bestond om hem heen liepen, groot schrijver en bezoeker van collaborateurs, heremiet en teken van tegenspraak, ik weet nooit wat ik er mee aanmoet.’
En nu stond hij plotseling voor me in Madrid in het Prado, uitgerekend bij de Meninas van Velazquez, een geestverschijning. Ik ging naar hem toe en zei: ‘Herr Jünger, darf man Sie anreden?’ - een zin waar ik me nu nog over verwonder. ‘Aber natürlich!’ Ik noemde mijn naam die hij zonder aarzeling vertaalde, alsof hij er allang over nagedacht had. ‘Ah, Nussbaum!’ We poseerden in het minimale licht voor een foto en spraken over Velazquez en over het bezoek dat Borges hem ooit gebracht had. Later stuurde ik hem een boek en hij mij twee handgeschreven kaarten, een om te zeggen dat je op zijn leeftijd geen fictie meer las - daar heb ik nu al last van -, de andere met een paar regels over Mokusei! Een belangrijk citaat uit Het volgende verhaal is van hem, maar omdat ik zijn naam er niet bij had gezet (‘iemand’), was dat zoals gewoonlijk door niemand opgemerkt.
cees nooteboom
| |
| |
111, 112 Kaart van Ernst Jünger aan Cees Nooteboom, gedateerd 21.vii.1995:
‘Lieber Herr Nooteboom, unsere Begegnung im Prado hat Früchte getragen, wie ich aus dem Empfang Ihrer “Folgenden Geschichte” schliessen darf, die Ihr Verleger mir zusandte, und die mir gefällt. Ich lese sonst seit langem keine Erzählungen mehr - die Fakten unserer Gegenwart verdrängen die Dichtung, wie Hölderlin es schon vor zweihundert Jahren vorausgesehen hat.
Gute Wünsche
Ihr
Ernst Jünger’
| |
| |
113, 114 Gyges en Kandaules gespeeld door het Gezelschap van de zee, Rotterdam, najaar 1996. Foto's: Simone Sassen.
Ach, mijn arme Gyges en Kandaules! Ooit, een oneindigheid geleden geschreven voor de vpro die een Herodotus-serie had opgezet, die al was getorpedeerd voor hij goed en wel begonnen was. Sindsdien moesten mijn helden van het papier leven waar ze op gedrukt waren. Twee keer heb ik ze mogen zien, één keer door Leidse studenten, wat zeer ontroerend was omdat ze nu even mochten leven, de tweede keer in een leesvoorstelling in de kleine zaal van de Rotterdamse Schouwburg, met de illusie van bijna echte kostuums. De Bayerische Rundfunk heeft er een hoorspel van gemaakt dat door verscheidene Duitse en Oostenrijkse stations is overgenomen, maar horen is nu eenmaal geen zien. Nu sluimeren ze weer verder in een paar boekenkasten of in de ramsj. Toch is er hiërarchie in de mislukking: de helden van de andere twee toneelstukken die ik na De zwanen van de Theems geschreven heb, bestaan nog altijd alleen maar als allang vergeeld manuscript en kijken vol jaloezie naar deze kaalgeschoren Kandaules in zijn Lydische mantel. Een thema voor Pirandello: het nooit opgevoerde personage dat in opstand komt tegen de auteur, omdat die hem niet goed genoeg geschreven heeft, een literaire variant op de falende god van de nieuwe theologie.
cees nooteboom
| |
| |
115 Cees Nooteboom en Simone Sassen op 8 januari 1997 in Zürich. Foto: Giorgio von Arb.
| |
| |
116 Op 7 maart 1997 beantwoordde Cees Nooteboom de wekelijkse ‘Fragebogen’ in het ‘Magazin’, de kleurenbijlage van de Frankfurter Allgemeine Zeitung.
|
|