| |
| |
| |
[Fotokatern 1980-1989]
75 Bruce Chatwin en Cees Nooteboom, Amsterdam 1981. Foto: Ronald Hoeben.
‘Toen ik hem ontmoette had ik zelf een tamelijk eenzame reis achter de rug van enkele maanden. Daarbij hoort het gevoel dat je nog niet helemaal thuis bent, dat er nog veel stof aan je schoenen zit. Eigenlijk hoorde hij nog een beetje bij die reis. Hier was dus de schrijver van In Patagonië, het beste reisboek dat ik ken. Wie in Engeland met een reisboek debuteert moet van goeden huize komen. In Nederland is het een geminacht genre: daar moet men iets verzonnen hebben wil men meetellen, een eigenaardige tegenspraak voor een volk dat niet aan fantasie ten onder gaat. Maar misschien is het juist daarom.
In zijn boek In Patagonië zie je dat Chatwins hang naar extremiteiten niet alleen op literaire persoonlijkheden gefixeerd is. Elk van die vele levensgeschiedenissen die je krijgt opgedist, is een Somerset Maugham-verhaal op zichzelf: kleine drama's, mensen aan het eind van de rit, uitzichtloze levens van individuen met een bizar verleden. Het kan ook haast niet anders: wie in die letterlijke uithoek van de wereld terechtkomt, is alleen al daardoor een dramatisch gegeven. De auteur doet daarover niet tragisch: hij volbrengt stoïsch zijn pelgrimage, zijn bijdrage is het kijken, luisteren, noteren. Maar het zijn notities van iemand met een warm hart en een ijskoud oog. Midden in ons gesprek komt de fotograaf, er ontstaat het gebruikelijke gegeneerde gestuntel dat opgevuld wordt met small talk, de band is toen kennelijk uitgezet en na de dubbele klik hoor ik nu ineens een tamelijk kwaadaardige imitatie van Mrs. Gandhi. Van Proust wordt gezegd dat hij een uitstekend imitator was, maar voor een perfecte imitatie is allereerst een vraatzuchtige observatie nodig plus natuurlijk een gevoel voor muzikaliteit. Daarom koester ik deze tape: Chatwin als Louise de Vilmorin, Mrs. Gandhi en president Kerékou van Benin overtreft Peter Ustinov. We nemen afscheid op de brug van het Singel. Het sneeuwt een beetje. Hij zegt dat hij nu voorlopig niet meer op reis wil. Een paar weken later krijg ik een brief van hem uiteen ver en onbereikbaar oord.’ Uit: De wereld een reiziger (1989)
76 Menukaart van de Oriënt-Express. In 1983 maakte Cees Nooteboom voor het weekblad De Tijd een reis met de Oriënt-Express.
‘In de restauratiewagen lijkt alles nog het meest op een advertentie. Maar waarvoor? Pas na lang nadenken heb ik het: voor de Oriënt-Express. Er zijn dingen die zo onecht zijn dat ze op hun eigen afbeelding lijken. De Nachtwacht, de brug der zuchten, de Eiffeltoren. Deze trein is daar misschien niet groot genoeg voor, en toch heb ik het curieuze gevoel dat ik een afbeelding binnenstap.’ ‘De verschijning van het eeuwige’ uit: De filosoof zonder ogen (1997)
| |
| |
77 Harry Mulisch en zijn dochter Frieda en Cees Nooteboom. Amsterdam 1983. Foto: Eddy Posthuma de Boer.
78 Simone Sassen en Cees Nooteboom op La Gomera, 1982. Foto: Eddy Posthuma de Boer.
| |
| |
79 Cees Nooteboom en Eddy Posthuma de Boer, Duitsland, 1990. Foto: Simone Sassen.
80 Simone Sassen, Australië, 1989. Foto: Cees Nooteboom.
a gefotografeerd door b, a en b door c, c en b door a, zo kan het wel. De twee fotografen met wie ik veel wel en veel niet op reis geweest ben, de ‘broer en compagnon’ van zoveel vroege en verre reizen, Eddy Posthuma de Boer, en mijn levensander, dit keer door mij gefotografeerd in Australië. Omdat ik mijn reisverhalen in de ik-vorm schrijf (ik schrijf ze immers zelf) is er wat verwarring des geestes bij wie weer over dat schrijven schrijven, omdat sommigen van hen het idee hebben dat ik mijn reisgenoten wegmoffel. Maar ten eerste zijn ze er niet altijd bij - er zijn ook lange reizen die ik alleen maak, zoals de reis van Manaos en Bogotá naar Mexico die in De Brief (1988) beschreven is -, en ten tweede sta ik ook vrijwel nooit op hun foto's die ze tijdens die reizen maken. Dit mag een sofisme lijken, maar het komt hierop neer: ook met zijn tweeën kijken schrijver en fotograaf ieder voor zich alleen, nog afgezien van het feit dat ook binnen één en dezelfde reis ieder zijns of haars weegs kan gaan. Daarnaast is er dan nog het probleem van de vorm, het Couperiaanse wij kan soms iets ondraaglijk gezelligs krijgen, en een voortdurende wisseling van point de vue gooit de lezers uit hun focus.
En tenslotte doet men ook wat men samen doet alleen.
cees nooteboom
| |
| |
81 Cees Nooteboom, Amsterdam 1984. Foto: Ronald Sweering.
‘Mijn leven bestaat uit reizen, kijken en dat vervolgens verwoorden in beelden. Het is een wezenstrek. Ik heb van het kijken, zou je kunnen zeggen, mijn specialisme gemaakt. Maar het proza, dat is natuurlijk de praktijk, en het andere, dat is de filosofie. De poëzie die ik erover schrijf, dat is een meditatie over wat zien is, wat het oog impliceert, wat het verschil is tussen het gezicht en het geziene.’ Cees Nooteboom tegen Daan Cartens, ‘Een uiterste strengheid tot stilte’ in de geheel aan Nooteboom gewijde Bzzlletin 89 van september 1989.
82 Ellen Jens, Cees Nooteboom en Sjoerdje Mulisch-Woudenberg. Amsterdam 1987. Foto: Steye Raviez.
| |
| |
83 De ‘Hèrenclub’ die al jarenlang traditiegetrouw op maandagavond in wisselende samenstelling bijeenkomt, op deze foto bij wijze van hoge uitzondering met de ‘dames’.
Voorste rij zittend van links naar rechts: Cees Nooteboom, Sjoerdje Woudenberg, Martin Veltman, Harry Mulisch, Petra Laseur, Henk Hofland, achterste rij staand van links naar rechts: Simone Sassen, André Spoor, Hendrikje Spoor, Hans Gruyters, Marcel van Dam, Jeroen Henneman, Hans van Mierlo, de dochter van Henneman, G.L. van Lennep, Barbara en W.L. Brugsma, de vriendin van Hofland.
| |
| |
84 James West, Mary McCarthy, Cees Nooteboom. In St. Germain en Laye in de omgeving van Parijs, najaar 1985. Foto: Simone Sassen.
Omdat het voor mijn gevoel in die dagen altijd regende en de lucht boven Loch Lomond loodgrijs was, weet ik nu niet meer zeker welk jaargetijde het was toen ik Mary McCarthy voor het eerst ontmoette. Herfst was het, denk ik, maar voor hetzelfde geld was het een Schotse augustus. Zij zou het geweten hebben, zij had, leek het, een onfeilbaar geheugen - voor namen, data, voor de inhoud van boeken, de libretti van opera's, de wendingen in een lang geleden gevoerd gesprek, voor de nuances waarin een karakter zich openbaart of verraadt, de tegenstellingen in een filosofische discussie. Dat kon iets angstaanjagends hebben, de vluchtigheid en wanorde in mijn eigen mnemonische apparaat staken er schamel bij af. Toch weet ik die eerste dag nog in 1962, omdat hij zo dwaas was. Zoals op zoveel literaire congressen was er een soort schoolreisje georganiseerd en plotseling bevind je je dan in een bus als een willekeurig stel toeristen, schrijvende wezens, bevrijd uit hun hokken, grootheden en onbekenden bijeengeworpen. Het lood van de wolken herhaald in het lood van het water, de Duitse uitgever die koppeltje-duikt in het natte groene gras, algeheel infantiel gedrag, verbroedering van mensen die elkaar godzijdank meestal niet kunnen lezen. Op die busrit is een vriendschap ontstaan die zeventwintig jaar zou duren, en die ik in die dagen als een soort uitverkiezing heb beschouwd waarvan ik het waarom niet kon bevroeden. Zij was op de top van haar roem, net vijftig geworden, ik was negenentwintig, met niets in mijn handen dat ik haar kon laten lezen, geen schrijver dus, en toch iemand die schreef. Ik kende haar reputatie van genadeloos critica, had de vroegere romans en verhalen gelezen en de essays in On the contrary, verbluffende mengsels van ontleding, oordeel en formulering, stijl. Ik kende eigenlijk niemand die zo schreef, rationeel en retorisch tegelijk, voelde me onhandig, te jong, frivool en vaak ook dom, en besloot het raadsel van deze plotselinge vriendschap over me te laten komen. Hetzou, met alle ups en downs, met de strengheid en de humor die bij haar karakter hoorden, de belangrijkste en dierbaarste vriendschap van mijn leven worden, een die mij van veel onzin en chaos bevrijd heeft.
Er bestaat een natuurlijke hiërarchie in vriendschappen tussen de oudere en de jongere, degene die meer heeft meegemaakt en meer gelezen dan tegenover de ander voor wie de jaren nog leeg zijn, maar zolang die hiërarchie natuurlijk is, leidt zij niet tot dat soort ongelijkheid die een vriendschap onmogelijk maakt. De jongere voelt, als de ander niet met haar volle gewicht over hem heen gaat hangen, dat het misschien andere kwaliteiten zijn waarom hij gewaardeerd wordt, leergierigheid, intuïtie, de mogelijkheid om iets aan hem door te geven, vormen van herkenning die aan de analyse ontsnappen, want al waren er dan evidente raakpunten zoals een katholieke jeugd, Latijnse hymnen, en een fascinatie voor het visuele, binnen onze eenduidige publieke personen bergen we altijd nog anderen die hun onnaspeurbare gang gaan, en dat maakt een grote vriendschap al even raadselachtig als andere vormen van liefde.
Deze foto moet misschien 25 jaar na die eerste ontmoeting genomen zijn, een zondagochtend in de buurt van Parijs. Mary, haarmanjames West, een diplomaat bijde oecd. Ik lees iets voor, maar wat? En waar het precies was weet ik ook niet meer, mijn dagboek van die jaren is later in Spanje uit mijn auto gestolen.
cees nooteboom
| |
| |
85, 86 Brief van Mary McCarthy aan Cees Nooteboom nadat zij de Engelse vertaling van Rituelen van Adrienne Dixon gelezen had. De brief is gedateerd: ‘Paris November 30, 1981’.
‘Dear Cees: I am sending this off to you in a hurry, having kept it too long as it is. The translation needs work - more, I think, than in the first part or maybe I was less critical then. Look at these penciled notes and also at corrections made directly on the ms.
It strikes me that the translator was ceasing to pay attention somewhere around the middle, e.g., peculiar lapse on p. 55.
The book is wonderful in many senses. I don't think I altogether understand the purport, generating insecurity in the reader or beholder.
There is also a kind of high-frequency quality of pain in it, such as you find in some of the best Nabokov.
Will tell you more later.
Love,
Mary’
|
|