24 Fanny Lichtveld en Cees Nooteboom. Foto: Nico Jesse.
‘Via Curaçao, Cuba en Miami ben ik naar New York gereisd waar Fanny zich bevond. Met Leo Vroman en mijn eenzame neef Guus als getuigen hebben we toen getracht zonder de toestemming van Fanny's ouders te huwen. We moesten eerst voor de rechter verschijnen. Hij vroeg waarom we niet in de kerk trouwden. We zeiden dat we daar niet in geloofden. Toen zei hij dat we communisten waren en weigerde het huwelijk wettelijk te bekrachtigen. Uit een telefoonboek hebben we een lijst met kerken overgeschreven. We zijn ze allemaal afgeweest. Subway in, subway uit; Fanny was in het wit en haar jurk werd steeds groezeliger. Uiteindelijk zijn we in de Scottish Presbyterian Church in Harlem getrouwd voor een swingende dominee.’ (Nooteboom tegen Jan Brokken, Haagse Post, 13 november 1982.)
25 Kasteel Groeneveld, Baarn.
26 Lopend ben ik voor het eerst op Kasteel Groeneveld gekomen. Het leek wel Ferdinand Huyck. De vrouw met de nooit eindigende werveling van in elkaar gevlochten bijzinnen, de magere jongen die ik nog bijna was, samen over de Eemnesserdijk op weg van Jagtlust naar Groeneveld. Het sneeuwde. Polders, lage boerderijen onder aan de dijk, oprijlaan, de twee halfronde vleugels van het kasteel waar ik later zou wonen als wijdopen armen. Deze foto moet van een paar jaar later zijn (circa 1959 - noot samenst.), een van de spontane wilde zomerfeesten, zondagmiddagen waarop de Amsterdamse bohème naar Baarn afzakte, naar het eeuwig open huis van Joop en Ali Colson. Vijvers, pauwen, gazons, grote, hoge ruimtes vol onzin van het Waterlooplein, schilderijen van Bob Buys, ijzeren bedjes van de ‘moeilijke’ kinderen die er ooit gewoond hadden. Ik heb de helft van mijn gewicht, zo ken ik mij niet meer. Een filmscène, het zware antieke pistool op de open mond gericht. Zo heeft Henry de Montherlant zelfmoord gepleegd. Dat wist ik toen nog niet, maar nu ik de foto na zoveel jaar voor het eerst zie, herinner ik me het ogenblik van gevaarlijke extase, aangejaagd door de pauwenkreten, de lach van Frits Müller, de zwelgende warmte van de Hollandse zomerdag, de schittering in de ogen van Joop Colson, alsof er toch nog een loden kogel uit dat ding kon komen. Misschien zijn er nog ergens zulke mensen, ik ken ze niet meer. Het kasteel is nu een museum met suppoosten. Fritzi woont in Groningen, de hese werveling van de zinnen betoogt en betovert nog steeds. Foto: Hans de Boer.
cees nooteboom